ECLI:NL:GHSGR:2007:BA9109
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Reinking
- A. Pannekoek-Dubois
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Internationale rechtsmacht bij verzoek tot echtscheiding van een huwelijk tussen een Nederlandse en een Marokkaanse partner
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 juni 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de rechtbank Rotterdam aangevochten. De man, verweerder in hoger beroep, had geen bekende woon- of verblijfplaats en was niet verschenen op de zitting. De vrouw had op 23 december 2002 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 23 september 2002. Tijdens de procedure zijn verschillende stukken ingediend, waaronder een huwelijksakte en een verblijfsvergunning van de man in Spanje.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft en de man de Marokkaanse nationaliteit. De vrouw woont sinds 1972 in Nederland, terwijl de man op het moment van het verzoek onbekend was, maar later in Spanje bleek te verblijven. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 3 van de verordening (EG) nr. 2201/2203 (Brussel II-bis) en dat Nederlands recht van toepassing is op grond van artikel 1 lid 1 sub c van de Wet Conflictenrecht Echtscheiding.
De vrouw heeft verzocht om de bestreden beschikkingen te vernietigen en haar verzoek tot echtscheiding toe te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat het huwelijk tussen de vrouw en de man op 14 mei 1990 is gesloten en dat de vrouw volhardt in haar stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Aangezien de man hiertegen geen verweer heeft gevoerd, heeft het hof geoordeeld dat het verzoek van de vrouw moet worden toegewezen. De uitspraak van het hof resulteert in de echtscheiding tussen de partijen.