ECLI:NL:GHSGR:2007:BA9746

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-07/00319
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van Stichting Delftwonen tegen WOZ-waardering van onroerende zaken in Delft

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 mei 2007 uitspraak gedaan in het beroep van Stichting Delftwonen tegen de uitspraken van de Inspecteur, het Hoofd Belastingen van de gemeente Delft, betreffende de WOZ-waardering van veertien onroerende zaken. Dit beroep is gegrond verklaard, waarbij het Hof de waarde van de woningen heeft vastgesteld op de door de heffingsambtenaar voorgestane waarden, aangezien de belanghebbende deze niet gemotiveerd heeft betwist. De uitspraak volgt op een tussenuitspraak van 29 december 2006, waarin de zaak was gesplitst in 69 afzonderlijke zaken. De belanghebbende had aanvankelijk een lagere waarde van € 38.500 voor de woningen voorgesteld, maar de Inspecteur stelde dat de waarde van de woningen aan de Geitenkamp 11, 33 en 51 op € 38.500 moest worden vastgesteld, terwijl de overige woningen op € 32.400 moesten worden gewaardeerd. Het Hof heeft de bestreden uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op de door de Inspecteur voorgestelde bedragen. Tevens is de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 56, en is de gemeente Delft aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Daarnaast is de gemeente Delft veroordeeld tot vergoeding van de door belanghebbende geleden schade, vastgesteld op € 90,30. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
derde meervoudige belastingkamer
24 mei 2007
nummer BK-07/00319
UITSPRAAK
op het beroep van de stichting Stichting Delftwonen, statutair gevestigd te Delft, tegen de uitspraken van de Inspecteur, het Hoofd Belastingen van de gemeente Delft, betreffende na te noemen beschikkingen.
1. Tussenuitspraak en splitsing
1.1 Het Hof verwijst naar hetgeen is vastgesteld, overwogen en beslist in zijn tussenuitspraak van 29 december 2006 in de zaak met het kenmerk BK-03/01419 (hierna: de tussenuitspraak).
1.2 Voor het procesverloop verwijst het Hof in de eerste plaats naar hetgeen daaromtrent is vermeld onder 1 tot en met 3.2 van de tussenuitspraak.
1.3 Na de tussenuitspraak is die zaak gesplitst in 69 zaken, waaronder deze, in welke zaken heden uitspraak wordt gedaan. Ook wordt heden in de zaak met het kenmerk BK-03/01419 de (eind)uitspraak gedaan.
1.4 Het onderhavige beroep is gericht tegen de uitspraken van de Inspecteur op het bezwaar tegen 21 beschikkingen, waarbij de Inspecteur het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Die beschikkingen en uitspraken hebben betrekking op de volgende veertien onroerende zaken:
Object Waarde bij beschikking
[...] [...]
Deze uitspraken op bezwaar zijn vervat in deeluitspraak 5.
2. Geschil en standpunten van partijen
2.1 Voor het geschil en de standpunten van partijen verwijst het Hof in de eerste plaats naar hetgeen in de tussenuitspraak onder 4 is vermeld. Wat het subsidiaire standpunt van belanghebbende en de bestrijding daarvan door de Inspecteur betreft, is voorts het volgende van belang.
2.2 Belanghebbende heeft in beroep aanvankelijk gesteld dat de waarde van de woningen moet worden vastgesteld op € 38.500. Naar aanleiding van een bezwaar van de huurder van de onroerende zaak Geitenkamp 19 heeft de Inspecteur zich in dit beroep nader op het standpunt gesteld dat de waarde van deze onroerende zaak moet worden vastgesteld op € 32.400. Belanghebbende heeft vervolgens gesteld dat de overige dertien onroerende zaken identiek zijn aan de woning Geitenkamp 19. Hierop heeft de Inspecteur als zijn nadere standpunt omtrent die woningen kenbaar gemaakt dat zijns inziens de waarde van de woningen aan de Geitenkamp 11, 33 en 51 elk op € 38.500 moet worden vastgesteld en dat de waarde van de overige woningen elk op € 32.400 moet worden vastgesteld.
Een en ander is neergelegd in emailberichtenwisseling tussen partijen met een Excel-bestand "Vermindering WOZ-waarden n.a.v. huurdersbezwaren.xls" waarvan de griffier op 24 mei 2006, na afloop van de zitting, van de zijde van belanghebbende het eindresultaat heeft ontvangen.
3. Vaststaande feiten
Het Hof merkt het in de tussenuitspraak onder 1 en 3 vermelde als vaststaand aan. Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is verder, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
De onderhavige woningen zijn appartementwoningen, gelegen in wijk 23. De woningen hebben een bouwvolume van 80 m3. De woningen aan de Geitenkamp 11, 33 en 51 hebben, anders dan de andere woningen, elk een berging en een tuin met een oppervlakte van respectievelijk 35, 45 en 45 m2.
4. Beoordeling van het beroep
Vorm en wijze van bekendmaking van de beschikkingen
4.1 Wat betreft de vorm en wijze van bekendmaking van de onderwerpelijke beschikkingen verwijst het Hof naar hetgeen in de tussenuitspraak onder 5.5 en 5.6 is overwogen en geoordeeld.
De waarde van de onroerende zaken
4.2 De waarde als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ is naar de bedoeling van de wetgever 'de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding' (Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 36, blz. 44).
4.3 De bewijslast met betrekking tot deze waarde rust op de inspecteur. Op grond van hetgeen hiervoor onder 2 en 3 is overwogen, is het Hof van oordeel dat de waarde van de woningen moeten worden vastgesteld op de nader door de Inspecteur voorgestane waarden van de woningen nu belanghebbende deze niet, althans niet gemotiveerd heeft betwist.
4.4 Het vorenoverwogene betekent dat de bestreden uitspraken niet in stand kunnen blijven en dat de waarden van de woningen moeten worden vastgesteld op de hierna vermelde bedragen.
5. Proceskosten
5.1 Nu het beroep gegrond is, heeft te gelden wat het Hof in de tussenuitspraak onder 6 heeft overwogen.
5.2 Mitsdien komt aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van (14 x € 4,00 is) € 56 en een schadevergoeding van (14 x € 6,45 is) € 90,30 toe.
6. Beslissing
Het Gerechtshof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de 21 bestreden uitspraken van de Inspecteur,
- wijzigt de beschikkingen aldus, dat de waarde van de onroerende zaken nader wordt vastgesteld op de hieronder vermelde bedragen:
Object Waarde
[...] [...]
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 56, en wijst de gemeente Delft aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- veroordeelt de gemeente Delft tot vergoeding van de door belanghebbende geleden schade, vastgesteld op € 90,30.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Schuurman, Vierhout en Visser. De beslissing is op 24 mei 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Otto) (Vierhout)
Deze uitspraak is ondertekend door mr. Vierhout omdat de voorzitter daartoe verhinderd was.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.