ECLI:NL:GHSGR:2007:BB0919

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
017-H-05
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. van Leuven
  • J. Punselie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en omgangsrecht in een complexe oudersituatie met minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 18 juli 2007, staat de vraag centraal over het gezag en het recht op omgang van de vader met zijn drie minderjarige dochters. De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de vader voor onbepaalde tijd het recht op omgang is ontzegd. De raad voor de kinderbescherming had eerder een advies gegeven voor gezamenlijk gezag, maar het hof oordeelt dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat dit een onaanvaardbaar risico voor de kinderen met zich meebrengt. De vader heeft in de afgelopen jaren geen contact gehad met zijn dochters en het hof concludeert dat de kinderen, mede door de invloed van de moeder, een negatief beeld van hun vader hebben ontwikkeld. Het hof wijst op de noodzaak van een veilige en stabiele opvoedsituatie voor de kinderen, waarbij de moeder de dagelijkse zorg op zich neemt. De vader heeft zijn gezagspositie in het verleden niet op een positieve manier aangewend, wat bijdraagt aan de beslissing om hem het recht op omgang te ontzeggen. De uitspraak benadrukt het belang van de ontwikkeling van de kinderen en de noodzaak van een goede communicatie tussen de ouders, wat in deze situatie niet mogelijk is. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken van de vader af te wijzen, met compensatie van de kosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 18 juli 2007
Rekestnummer. : 017-H-05
Rekestnr. rechtbank : 01-1951
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur voorheen mr. W. Taekema, thans mr. H.J.A. Knijff.
Als informant is opgeroepen:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 31 augustus 2005, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking heeft het hof de raad verzocht via een extern onderzoeksbureau een onderzoek in te stellen en het hof zo spoedig mogelijk te rapporteren en te adviseren. Voorts is bepaald dat de vader voorlopig alleen wordt belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, voor de duur van het onderzoek. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
Bij brief van 20 oktober 2006 heeft de raad zijn rapport van 18 oktober 2006, met bijlagen, aan het hof doen toekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 19 maart 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Op 7 mei 2007, in de ochtend, zijn de twee oudste kinderen, [de minderjarige sub 1] en [de minderjarige sub 2], in raadkamer gehoord.
Op 7 mei 2007, in de middag, is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.R.M. van Kempen, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.L. Raphaël. Namens de raad is, verschenen mevrouw T.P. Noordermeer. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
gezag
1. De raad adviseert gezamenlijk gezag vanuit de gedachte dat de ouders tezamen een begeleid omgangstraject zullen ingaan en uiteindelijk wellicht tot een (onbegeleide) omgangsregeling zullen komen. De raad spreekt van een zeer verstoorde relatie tussen de ouders, waarbij onderlinge communicatie over de kinderen niet mogelijk is, doch acht dat onvoldoende grond op te leveren om gezamenlijk gezag af te wijzen. De vader dient betrokken te blijven bij belangrijke beslissingen rond de kinderen mede om zijn positie naar de kinderen te verstevigen. Daarmede wordt ook de relatie tussen de vader en de kinderen verstevigd, wat ten gunste is van de autonomie ontwikkeling van de kinderen.
2. De moeder meent dat in de afgelopen jaren en zeker in de afgelopen periode duidelijk is gebleken dat het onmogelijk is de kinderen onder gezamenlijk gezag op te voeden. Juist in de tijd dat de vader had kunnen laten zien dat hij zijn gezag in positieve zin kon aanwenden, heeft hij zijn positie misbruikt om de moeder en daarmede de kinderen dwars te zitten. Hij belemmerde de mogelijkheid tot aankoop van een woning uit de erfenis van de vader van de moeder en verleende geen medewerking aan afgifte van nieuwe paspoorten voor de kinderen. Tenslotte diskwalificeert hij de moeder als opvoeder. Ervan uitgaande dat de kinderen hun verblijfplaats bij de moeder houden en dat zij de eerstaangewezen opvoeder is en blijft, acht de moeder het in het belang van de kinderen dat zij alleen met het gezag belast zal worden.
3. De vader wijst er op dat door het voorlopig toekennen van het gezag alleen aan hem het externe onderzoek uiteindelijk heeft kunnen plaatsvinden. Hij heeft zijn gezagspositie niet misbruikt: hij had een gegronde vrees dat de moeder met de kinderen naar de Verenigde Staten zou uitwijken, indien de kinderen over een paspoort zouden kunnen beschikken. Hij heeft meegewerkt aan afwikkeling van de erfenis, doch kon niet toestaan dat gelden die krachtens die erfenis aan de kinderen toebehoorden, aangewend zouden worden voor de aankoop van een woning door de moeder. De vader concludeert dat het het meest in het belang van de kinderen is dat hij alleen met het gezag over de kinderen belast zal blijven.
4. Het hof overweegt als volgt. Er is sprake van een eenoudersysteem aan de zijde van moeder met drie dochters in de leeftijden van 13 [de minderjarige sub 1], 11 [de minderjarige sub 2] en 8 [de minderjarige sub 3] jaar. De vader heeft inmiddels al ruim zes jaren geen contact meer gehad met zijn dochters. Blijkens het externe onderzoek, verricht door [een onderzoeksbureau] te [woonplaats], heeft [de minderjarige sub 1] inmiddels volledig de mening van de moeder over de vader overgenomen. [De minderjarige sub 1] stelt zich volledig loyaal op naar de moeder en wijst de vader totaal af. [De minderjarige sub 2] is sterk gericht op het gezin dat ze met de moeder en haar zusjes vormt. [De minderjarige sub 2] brengt spontaan uitsluitend slechte dingen met betrekking tot haar vader naar voren, herinneringen die niet echt doorleefd lijken. De spanningen die ontstaan wanneer wordt gesproken over een hernieuwd contact met haar vader maken wel een doorleefde indruk. [De minderjarige sub 3] is loyaal naar haar moeder en haar zusjes. Ook zij heeft een negatief beeld van haar vader, mede beïnvloed door haar moeder en zusjes. [Het onderzoeksbureau] acht de moeder zonder meer in staat de verzorging en opvoeding van de kinderen te continueren, met als aandachtspunt de zorg rond omgang tussen de vader en de kinderen. Ten aanzien van de vader is [het onderzoeksbureau] minder overtuigd of hij in staat is de opvoeding en verzorging van de kinderen ter hand te nemen. Hij lijkt zich wat op de vlakte te houden en reflecteert weinig op zijn beperkingen als opvoeder. De raad adviseert in de dagelijkse verzorgings- en opvoedingssituatie van de kinderen geen wijziging aan te brengen. De raad acht wonen bij de vader voor de kinderen te belastend. Het hof onderschrijft deze gedachte. De vraag is vervolgens hoe de gezagsbeslissing dient uit te vallen. Het hof heeft de vader in de verstreken periode, bij wege van voorlopige maatregel, alleen met het gezag belast teneinde het onderzoek mogelijk te maken. Het hof acht het niet verstandig dat de vader zijn gezag heeft aangewend om te verhinderen dat de kinderen over een paspoort zouden kunnen beschikken. Het door hem gestelde ontvoeringsgevaar acht het hof niet reëel. Het effect is geweest dat de kloof tussen hem en de moeder, respectievelijk de dochters onnodig is vergroot, althans niet is verkleind. Het is ook de vraag of het verstandig is geweest dat de vader heeft verhinderd dat de moeder voor haar en de kinderen een nieuwe woning aan zou kopen met behulp van de ten behoeve van de kinderen vrijgekomen gelden uit de nalatenschap van de moeder. Nu vaststaat dat er in het geheel geen communicatie is tussen de ouders, de kinderen voor hun verzorging en opvoeding geheel zijn aangewezen op de moeder, de vader er in de afgelopen periode blijk van heeft gegeven niet op ruimhartige wijze vanuit het belang van de kinderen de gezagspositie heeft aangewend en daarbij ook van zijn kant heeft laten zien niet goed in staat te zijn een brug te slaan naar de moeder, acht het hof het niet verantwoord deze ouders tezamen met het gezag te belasten. Dit levert voor de kinderen een onaanvaardbaar risico op, met name gelet op de lange duur van de oudercrisis, die, zoals het onderzoek en de omstandigheden laten zien, in geen enkel opzicht beheersbaar is. De argumenten van de raad voor gezamenlijk gezag acht het hof niet overtuigend genoeg, gelet op het vorenstaande. Aangezien de moeder de dagelijkse zorg en verantwoording voor de kinderen heeft zal zij alleen met het gezag belast worden.
omgang
5. De raad is, zo blijkt uit zijn rapport van 18 oktober 2006, van mening dat de kinderen blijkens het onderzoek kampen met loyaliteitsproblematiek, spanningen en angstgevoelens ten aan zien van (een contact met) de vader. De raad maakt zich zorgen over deze ontwikkeling en vindt hulpverlening voor beide ouders en de kinderen ten aanzien van de contacten met de vader geïndiceerd. Daarbij is er zorg over de mogelijkheden van de moeder om hieraan mee te werken, gezien haar ambivalente houding die uit het onderzoek naar voren komt. [Naam voorziening], een voorziening voor omgangsbegeleiding in [woonplaats], kan de ouders en de kinderen hierbij op maat hulp bieden, met als uiteindelijke doel dat de ouders zelf de verantwoordelijkheid hiervoor weer aan kunnen. [Naam voorziening] is een voorziening die tevens op verzoek van een Rechtbank begeleiding biedt en kan rapporteren over de voorgang. De ernst van de problematiek van de kinderen maakt dat wanneer deze vorm van begeleiding onvoldoende van de grond komt, de raad van mening is dat hulpverlening voor de kinderen opgelegd moet worden, eventueel met inzet van een gezinsvoogd.
6. De moeder is van mening dat [het onderzoeksbureau] heeft geconcludeerd dat omgang de draagkracht van de kinderen te boven gaat en dat hun gevoel van veiligheid bij omgang zal worden aangetast. De raad spreekt zich over deze voorvraag niet uit, terwijl beantwoording daarvan wel van groot belang is voor de kinderen. De moeder stelt vraagtekens bij de suggestie van de raad om gebruik te maken van [naam voorziening]. De moeder concludeert dat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen.
7. De vader kan zich vinden in het advies van de raad. Een gezinsbeschermende maatregel in de vorm van een onder toezicht stelling ziet de vader niet zitten. Een gezinsvoogd is niet nodig. Omgang acht hij in het belang van de kinderen. Indien die er nu niet komt heeft het allemaal geen zin meer: hij is al ruim zes jaren aan het strijden voor contact. Hij houdt van zijn kinderen. Als er nu geen contact komt, dan zal het pas veel later in het leven van de kinderen gebeuren, indien nog mogelijk.
8. Het hof stelt vast dat [het onderzoeksbureau] constateert dat de relatie tussen de vader en zijn dochters ernstig is verstoord. Het hof acht het niet uitgesloten dat aan deze verstoring in belangrijke mate ten grondslag ligt de wijze waarop de moeder in de loop der jaren een vaderbeeld aan de kinderen heeft voorgehouden, dat er toe heeft bijgedragen dat de kinderen niet een op eigen, authentieke ervaringen gestoeld vaderbeeld hebben kunnen ontwikkelen. Dat doet evenwel niet af aan het feit dat het beeld thans zo is. De twee oudste kinderen hebben zowel aan de onderzoekers als ook aan het hof te kennen gegeven op dit moment niet met hun vader geconfronteerd te willen worden, noch begeleid, noch onbegeleid. Uit de opinies van [het onderzoeksbureau] en de raad blijkt dat een vorm van begeleid contact(herstel) veel van alle betrokkenen zal vergen. Gebleken is dat de moeder een initiatief in die richting niet zal ondersteunen. Van de jongste dochter kan, ook met haar huidige vaderbeeld, niet verlangd worden dat zij alleen, zonder enige steun van de moeder of haar zusjes, in staat zal zijn een herstelcontact met de vader aan te gaan. Onder de gegeven omstandigheden acht het hof zwaarwegende redenen aanwezig om de vader het recht op omgang met zijn dochters te ontzeggen.
9. Het bovenstaande leidt er toe dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd, het inleidende verzoek van de vader alsnog dient te worden afgewezen, hetgeen er, nu de vader niet langer gezag heeft, toe leidt dat de omgang voor onbepaalde tijd dient te worden ontzegd. De verzoeken van de vader dienen te worden afgewezen. Het hof ziet aanleiding de kosten te compenseren.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de moeder met ingang van heden alleen zal zijn belast met het gezag over de minderjarigen:
[de minderjarige sub 1], geboren [in] 1994;
[de minderjarige sub 2], geboren [in] 1995 en
[de minderjarige sub 3], geboren [in] 1999;
ontzegt de vader het recht op omgang met de genoemde minderjarigen, zulks voor onbepaalde tijd;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, van Leuven en Punselie, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2007.