1. Het gaat in deze zaak, samengevat, om het volgende.
1.1 Met ingang van 1 februari 2001 is [appellant] bij Phoenix in dienst getreden op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst in de functie van general sales-manager.
1.2 De overeenkomst luidt - voor zover relevant -:
“(…) 1. Tijdsduur
(…) Na het verstrijken van de proeftijd geldt een opzegtermijn van 1 maand. (…)
6. Bijzondere bepalingen
- Geheimhouding
Zowel tijdens als na het eindigen van de dienstbetrekking bestaat de verplichting tot volstrekte geheimhouding omtrent bedrijfsaangelegenheden in de ruimste zin van het woord. Overtreding van dit beding zal gedurende de dienstbetrekking worden beschouwd als een dringende reden voor ontslag op staande voet, onverminderd het recht van de werkgever tot het vorderen van volledige schadeloosstelling. Bij overtreding van dit beding na het eindigen van de dienstbetrekking verbeurt de werknemer ten gunste van de werkgever een direct opeisbare boete van f 10.000,-- of maakt de werkgever gebruik van zijn rechten volledige schadeloosstelling te vorderen.
- Concurrentie
Het is verboden tijdens en binnen 2 jaar na beëindiging van de dienstbetrekking op enigerlei wijze direct of indirect hetzelfde of gelijksoortig werk te verrichten voor een andere werkgever, dan wel voor eigen rekening, als het werk dat voor de werkgever krachtens deze overeenkomst ten gunste van de werkgever een boete van f 5.000,-- voor elke dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever tot het vorderen van volledige schadeloosstelling. In overleg met de directie wordt in voorkomende gevallen bepaald of dit wel, dan niet van toepassing is. Doelstelling is de bescherming van de ondernemingsbelangen. (…)”
1.3 [appellant] heeft bij brief van 30 augustus 2002 de arbeidsovereenkomst tegen 1 oktober 2002 opgezegd.
1.4 Bij brief van 6 september 2002 heeft [X] van Phoenix aan [appellant] geschreven:
“(…) Betreft: beëindiging dienstverband
(…) Met uw schrijven d.d. 30 augustus 2002 heeft u ons geïnformeerd uw dienstverband met Phoenix Vibration Controls B.V. per 1 oktober 2002 te willen beëindigen. Uw huidige onprofessionele houding en negatieve uitstraling wordt door de overige collega’s en directie niet langer op prijs gesteld.
Om de ernstig verstoorde arbeidsrelatie niet verder zinloos voort te laten duren, hebben wij besloten uw arbeidsovereenkomst per direct, 6 september 2002, te beëindigen.
Daar u verder geen recht meer heeft op vrije dagen danwel tijdcompensatie opgebouwd op enigerlei andere wijze, hebben wij opdracht gegeven de eindafrekening per 6 september 2002 op te maken. (…)”
1.5 Van 1 oktober 2002 tot het voorjaar van 2003 is [appellant] werkzaam geweest voor Carubin B.V.B.A. te Pittem, België (hierna: Carubin).
1.6 Bij inleidende dagvaarding van 19 januari 2004 heeft [appellant] gevorderd - verkort weergegeven - Phoenix te veroordelen tot betaling van te weinig betaald salaris over de maanden januari tot en met augustus 2002, het salaris over de maand september 2002, vakantietoeslag en commissie, vermeerderd met de wettelijke verhoging, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
Phoenix heeft in conventie geconcludeerd tot referte. Op haar beurt heeft zij in reconventie gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van € 100.000,- aan boetes, met de wettelijke rente en proceskosten.
1.7 Een schriftelijke verklaring van [Y], zaakvoerder van Carubin, van 22 maart 2004 luidt - voor zover relevant -:
“(…) dat [appellant] (…) tijdens zijn activiteit in CARUBIN bewerkstelligde dat vroegere klanten van Phoenix Vibration Controls bv naar Carubin als leverancier overschakelden. Vb: SISA, Pathoekseweg, Zedelgem Belgie
Na vertrek van de heer [appellant] werd ons eveneens duidelijk dat diverse contacten van Phoenix aan ons werden doorgespeeld terwijl hij nog in dienstverband stond met Phoenix Vibration Controls. Deze informatie vonden we terug na het recoveren van een bedrijfslaptop-computer type Compac Armada 110 die Mr. [appellant] bij CARUBIN gebruikte en bij zijn vertrek volledig gewist achterliet. Met medewerking van een bevriend persoon, zijn we er toen in geslaagd een belangrijke hoeveelheid informatie van deze computer weer te activeren en leesbaar te maken. (…)”
1.8 Na tussenvonnissen van 11 juni 2004 en 14 februari 2005 heeft de rechtbank bij vonnis van 9 mei 2005 in conventie Phoenix veroordeeld tot betaling aan [appellant] van € 9.749,24 en partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voortprocederen met betrekking tot de overige geschilpunten en in reconventie [appellant] veroordeeld tot betaling aan Phoenix van € 100.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2004 en de proceskosten, en het meer of anders gevorderde afgewezen. Ten slotte heeft de rechtbank bij vonnis van 10 oktober 2005 in conventie Phoenix veroordeeld tot betaling aan [appellant] van € 6.752,-, de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.