ECLI:NL:GHSGR:2007:BB4807
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M.A.F. Tan-de Sonnaville
- J.H.W. de Planque
- R. van der Vlist
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzekeringspremies en bewijsvoering tussen appellant en TVM Verzekeringen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, gaat het om een hoger beroep van de appellant tegen de beslissingen van de rechtbank Middelburg, sector kanton, inzake de vordering van TVM Verzekeringen. TVM vorderde een bedrag van € 1.472,68 aan premie voor de verzekering van twee voertuigen, een Opel Senator en een Volvo 440, die volgens hen door de appellant waren afgesloten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat TVM voldoende bewijs had geleverd dat de verzekering voor de Opel door de appellant was afgesloten, terwijl voor de Volvo bewijslevering was toegestaan. De appellant ontkende echter de afsluiting van beide verzekeringen en stelde dat iemand anders zijn naam had gebruikt.
Het hof oordeelde dat TVM de stelplicht had om te bewijzen dat er een contract was met de appellant. Het hof concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de appellant daadwerkelijk de verzekering voor de Opel had afgesloten, onder andere door het feit dat een aanvraagformulier naar zijn woonadres was gestuurd en door hem was ondertekend. De appellant had geen overtuigende verklaring gegeven voor het feit dat hij geen kennis had van de verzekering en had ook geen getuigen in contra-enquête aangedragen.
Ten aanzien van de Volvo oordeelde het hof dat de appellant ook hier niet voldoende had onderbouwd dat hij geen verzekering had afgesloten. De stelling dat de Volvo al verzekerd was bij FBTO werd verworpen, en het hof concludeerde dat de appellant in de periode dat de verzekering bij TVM was aangevraagd, de zeggingsmacht over de Volvo had behouden. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep.