2. Het gaat in deze zaak, samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang, om het volgende.
- [de werknemer] is op 7 mei 2001 gaan werken bij Binnenbouw. Vervolgens hebben [de werknemer], Binnenbouw met ROC Zadkine een praktijkovereenkomst gesloten voor de opleiding van [de werknemer]n tot stukadoor.
- [de werknemer]n is op een gegeven moment arbeidsongeschikt geworden.
- Op 14 december 2001 is [de werknemer]n gecontroleerd door de Arbo-arts van Binnenbouw. Bij brief van 17 december 2001 heeft de Arbo-arts aan Binnenbouw het volgende bericht: “ (…) Rapportage betreffende uw werknemer: G.H. [de werknemer]n (…) Hierbij informeren wij u over ons contact d.d. 14-12-2001 met bovenge¬noemde werknemer. De verwachte arbeidsgeschiktheidsdatum is 22-12-2001. (…)”
- Bij brief van 24 januari 2002 is door de (toenmalige) gemachtigde van [de werknemer] aan Binnenbouw het volgende bericht: (…) “ Cliënt stelde mij enige brieven ter hand waaronder uw brief van 21 november 2001 in welke brief u hem bevestigt dat hij op 20 november 2001 vrijwillig ontslag zou hebben genomen. Cliënt betwist ontslag te hebben genomen hetgeen hij u reeds op 20 november 2001 mondeling en schriftelijk op 27 november 2001 duidelijk heeft medegedeeld. In deze brief heeft cliënt ook aangegeven bereid te zijn de bedongen arbeid te verrichten en verzoekt hij u het ontslag voor zaterdag 1 december 2001 in te trekken. (…) Vervolgens heeft cliënt op 14 december 2001 op uw verzoek een onderzoek ondergaan bij een Arbo-arts van ArboDuo te Hoogvliet. Deze arts concludeerde dat (…) cliënt (…) per 22 december 2001 volledig het werk diende te hervatten. (…) Bovendien heeft hij aangegeven een second opinion te willen. Op 17 december 2001 heeft hij uw zoon hiervan telefonisch op de hoogte gebracht. Cliënt is momenteel nog steeds arbeidsongeschikt. (…) Gezien het bovenstaande heeft cliënt onverminderd recht op doorbetaling van 100% van zijn loon krachtens artikel 7: 629 BW en de toepasselijke CAO alsmede recht op toelating tot de bedongen werkzaamheden zodra hij hersteld is. (…).”
- Bij brief van 18 oktober 2004 heeft het UWV het volgende aan [de werknemer] bericht: “U hebt ons 05-10-2004 verzocht om een deskundigenoordeel inzake een geschil over geschiktheid tot werken op 28-11-2001 bij uw werkgever BINNENBOUW BV. Op grond van de resultaten van ons onderzoek en de ontvangen informatie huisarts zijn wij van oordeel dat u op 28-11-2001 niet geschikt bent voor het verrichten van het eigen werk in de functie van stukadoor. Voor een korte toelichting op ons oordeel verwijzen wij u naar de ingesloten bijlage. (…)
Bijlage: Toelichting op deskundigenoordeel
Uit de ontvangen informatie van de huisarts blijkt dat hij de heer [de werknemer]n heeft gezien op 28-11-2001 en het advies heeft gegeven zijn werk voorlopig niet uit te voeren en verwezen voor fysiotherapie. Hij vermeldt tevens dat gezien de diagnose t.b.v. het herstel het niet aan te raden is zijn werk, wat behoorlijk belastend is, te verrichten. Meegestuurde informatie van de fysiotherapeut leert dat de behandeling heeft geduurd van 05-12-2001 tot 18-02-2002.”
- [de werknemer] vorderde doorbetaling van het overeengekomen salaris van € 1.420,01 bruto per vier weken te vermeerderen met 8% vakantietoeslag vanaf 1 december 2002 tot aan de dag, dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging, de wettelijke rente over genoemde bedragen en € 233,54 aan buitengerechtelijke incassokosten alsmede de proceskosten.
- De rechtbank heeft geoordeeld, dat de arbeidsovereenkomst tussen [de werknemer] en Binnenbouw is begonnen op 7 mei 2001 en dat hieraan geen einde is gekomen. Met betrekking tot de loonvordering overweegt de rechtbank, dat voor de periode tot 22 december 2001 geldt, dat Binnenbouw niet heeft betwist dat [de werknemer] werkelijk arbeidsongeschikt was, zodat die loonvordering zal worden toegewezen. Voor wat betreft de loonvordering na deze periode overweegt de rechtbank dat de ter voldoening aan het bepaalde in artikel 7:629a BW door [de werknemer] overgelegde deskundigenverklaring [de werknemer] voor de periode na 22 december 2001 niet kan baten, omdat de verklaring betrekking heeft op 28 november 2001. Dit betekent, zo overweegt de rechtbank voorts, dat [de werknemer] niet heeft voldaan aan het bepaalde in het eerste lid van artikel 7:629a BW en in zijn vordering vanaf 22 december 2001 niet ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft Binnenbouw veroordeeld tot betaling van het gevorderde salaris over het tijdvak van 1 december 2001 tot en met 21 december 2001, vermeerderd met de wettelijke rente, haar veroordeeld in de proceskosten en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.