ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5046

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
027-R-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kamminga
  • Labohm
  • Van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging alimentatieverplichting na 15 jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 5 september 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 23 november 2006, waarin de alimentatieverplichting van de man per 23 april 2006 was beëindigd. De vrouw heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank de wederzijdse belangen van partijen niet goed heeft afgewogen en dat de man in staat is om aan zijn alimentatieverplichting te voldoen. De man, verweerder in hoger beroep, heeft zijn financiële situatie uiteengezet en betwist dat de beëindiging van de alimentatie een onredelijke terugval in inkomen voor de vrouw zou betekenen.

Het hof heeft vastgesteld dat de alimentatieverplichting van de man meer dan vijftien jaar heeft geduurd en dat de vrouw in de periode van 23 april 2006 tot 1 januari 2007 een inkomen had van € 1.594,- bruto per maand, dat per 1 januari 2007 is gestegen naar € 1.773,- bruto per maand. Het hof heeft geoordeeld dat, rekening houdend met de financiële omstandigheden van beide partijen, de vrouw in redelijkheid kan worden geacht de beëindiging van de alimentatie te kunnen dragen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vrouw om de man te veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep afgewezen.

De beslissing van het hof houdt in dat de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw wordt beëindigd, en dat ieder der partijen zijn eigen proceskosten draagt. Deze uitspraak is gedaan door de rechters Kamminga, Labohm en Van der Burght, en is openbaar uitgesproken op 5 september 2007.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 5 september 2007
Rekestnummer. : 027-R-07
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 06-1373
[appellante],
wonende te Capelle aan den IJssel,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. E.H. de Milliano-Machielse,
tegen
[verweerder],
wonende te Capelle aan den IJssel,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. W. Heemskerk.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 9 januari 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 23 november 2006.
De man heeft op 21 februari 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 12 januari 2007 en 3 juli 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Op 20 juli 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. J.H. Beek, en de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.L. van der Eerden. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Rotterdam. Bij die beschikking is de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw per 23 april 2006 beëindigd. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de beëindiging van de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidend verzoek van de man af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van het geding (het hof leest: in de kosten van het geding in hoger beroep). De man bestrijdt haar beroep.
3. De vrouw heeft één grief tegen de bestreden beschikking aangevoerd, waarin zij stelt dat de rechtbank heeft nagelaten de wederzijdse belangen van partijen af te wegen. De vrouw voert daartoe aan dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd is getreden door te overwegen dat een inkomensteruggang van 20% op zichzelf genomen ingrijpend maar niet zodanig ingrijpend is, dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de vrouw zou kunnen worden gevergd. De rechtbank motiveert die overweging in het geheel niet, hetgeen de vrouw vreemd acht, gelet op haar overgelegde behoefteberekening en de door haar genoemde omstandigheden. Bovendien heeft de rechtbank de financiële omstandigheden van de man niet meegewogen en de vrouw stelt uitdrukkelijk dat de man financieel gezien zonder enig probleem aan zijn alimentatieverplichting kan blijven voldoen. Onder verwijzing naar jurisprudentie stelt de vrouw dat de man tegenover haar gemotiveerde stellingen geen inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie, zodat de rechtbank geen belangenafweging heeft kunnen maken. De man bestrijdt haar beroep.
4. Tussen partijen is in confesso dat de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw inmiddels vijftien jaar heeft geduurd. Tussen partijen is in geschil de vraag of toewijzing van het verzoek van de man, om zijn alimentatieverplichting na vijftien jaar te mogen beëindigen, aan de zijde van de vrouw zou leiden tot een inkomensachteruitgang die van zo ingrijpende aard is, dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van haar kan worden gevergd.
5. Een beëindiging van de alimentatie is in beginsel ingrijpend van aard indien het wegvallen van de alimentatie een terugval in inkomen met zich brengt, tenzij deze van onbetekenende aard is. De terugval van het inkomen dient te worden getoetst aan alle specifieke feiten en omstandigheden. Het enkele feit dat het inkomen met 10 of 20 % daalt geeft geen antwoord op de vraag wat de effecten daarvan zijn voor de alimentatiegerechtigde. Ook een procentuele geringe daling van het inkomen kan grote effecten hebben voor de alimentatiegerechtigde, indien zij als gevolg van deze daling van haar inkomen, haar maandelijkse lasten terzake de kosten van levensonderhoud niet meer kan voldoen.
6. In productie 12 heeft de vrouw een concrete begroting gemaakt van haar maandelijkse behoefte. Als resultaat geeft de vrouw op:
• Vaste lasten € 1.096,-;
• Reserveringsuitgaven € 441,-;
• Huishoudelijke uitgaven € 234,-
• Totaal € 1.771,-
7. Vast staat dat de vrouw in de periode van 23 april 2006 tot 1 januari 2007 een inkomen had van € 1.594,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Uit de door de vrouw bij brief van 3 juli 2007 overgelegde stukken blijkt dat zij met ingang van 1 januari 2007 een inkomen heeft van € 1.773,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en exclusief een dertiende maand. Haar inkomen is als gevolg van uitbreiding van haar werkzaamheden toegenomen.
8. Door de man zijn in hoger beroep een groot aantal financiële gegevens in het geding gebracht. Uit de salarisspecificatie van de man van december 2006 volgt dat zijn fiscaal loon bedroeg
€ 38.164,65. Het netto loon per maand exclusief vakantiegeld bedraagt plus minus € 2.000,-. Van zijn inkomen dient hij met zijn nieuwe partner te leven. In productie 9 heeft de man een totaal overzicht gegeven van zijn behoefte. Als resultaat geeft hij op:
• Vaste lasten € 1.620,50
• Reserveringsuitgaven € 650,-
• Huishoudelijke uitgaven € 526,-
• Totaal € 2.796,50
De man geeft aan dat zijn maandelijkse uitgaven niet worden gedekt door zijn inkomsten. De door de man opgesomde uitgaven in productie 9 acht het hof redelijk, te meer daar de uitgaven betrekking hebben op twee personen.
9. Rekening houdend met genoemde financiële omstandigheden van beide partijen, de omstandigheid dat de man meer dan 15 jaar alimentatie heeft betaald, de verdiencapaciteit van de vrouw tegen de achtergrond van de omstandigheid dat zij haar inkomsten heeft kunnen vermeerderen en de omstandigheid dat de man met zijn huidige partner van zijn inkomen in hun levensonderhoud dienen te voorzien, kan naar het oordeel van het hof van de vrouw in redelijkheid worden gevergd dat de alimentatie in dit geval wordt beëindigd. De bestreden beschikking dient onder aanvulling van de rechtsgronden te worden bekrachtigd.
10. Het hof ziet geen reden, zoals door de vrouw is verzocht, om de man te veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof zal dat verzoek derhalve afwijzen.
11. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Labohm en Van der Burght, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 september 2007.