ECLI:NL:GHSGR:2007:BB5059

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
334-M-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F. Andreae-Hartsuiker
  • A. van den Wildenberg
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de uithuisplaatsing van een tweeling en de mogelijkheid van terugplaatsing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 september 2007, staat de uithuisplaatsing van een tweeling centraal. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft samen met de vader het gezag over de kinderen, die momenteel bij pleegouders verblijven. De Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland heeft in een eerder onderzoek geconcludeerd dat het hechtingsproces van de kinderen bij de pleegouders moet worden afgerond tot ten minste hun vijfde verjaardag. De moeder heeft echter bezwaren geuit tegen deze conclusie en stelt dat haar positie onvoldoende is belicht door Jeugdzorg. Ze vraagt om een eerder onderzoek naar haar mogelijkheden om de zorg voor de kinderen op zich te nemen.

Het hof heeft de tussenbeschikking van 20 juni 2007 in acht genomen en is van mening dat er eerder dan door Jeugdzorg voorgesteld, nader onderzoek moet plaatsvinden naar de capaciteiten van de moeder om voor de kinderen te zorgen. Het hof benadrukt dat het belangrijk is om te onderzoeken of de kinderen, indien de moeder in staat is om voor hen te zorgen, teruggeplaatst kunnen worden. De moeder heeft aangegeven dat zij nu klaar is om de zorg op zich te nemen, en het hof sluit niet uit dat de kinderen haar als een positieve hechtingsfiguur kunnen ervaren.

Het hof heeft besloten dat Jeugdzorg het onderzoek uiterlijk 1 november 2007 moet aanvragen, zodat de resultaten voor de verlengingsprocedure in januari 2008 beschikbaar kunnen zijn. Tot die tijd blijft de noodzaak tot uithuisplaatsing bestaan. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen en het meer of anders verzochte af te wijzen. Deze uitspraak is gedaan door de rechters Fockema Andreae-Hartsuiker, Van den Wildenberg en Van Leuven, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 19 september 2007
Rekestnummer : 334-M-07
Rekestnr. rechtbank : JE RK 06-831
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. W. Heemskerk,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland,
kantoorhoudende te Middelburg,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader;
[belanghebbende 2],
wonende te[woonplaats],
hierna te noemen: de pleegouders.
Als informant is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
Regio Zuid-Holland Zuid en Zeeland,
vestiging Middelburg,
hierna te noemen: de raad.
VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst naar de tussenbeschikking van 20 juni 2007, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Van de zijde van Jeugdzorg is op 9 juli 2007 een schrijven bij het hof ingekomen, ter beantwoording van de vragen die het hof Jeugdzorg in de tussenbeschikking heeft gesteld.
Van de zijde van de moeder is bij het hof op 20 augustus 2007 een reactie op het schrijven van Jeugdzorg ingekomen.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om tot een beoordeling te komen.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de uithuisplaatsing van [de tweeling] die bij de pleegouders verblijft. De moeder en de vader hebben gezamenlijk het gezag over hen.
2. Jeugdzorg is van mening dat het hechtingsproces van [de tweeling] ten minste tot en met het 5e jaar bij de pleegouders dient te worden afgerond. De situatie bij de moeder maakt Jeugdzorg hieraan ondergeschikt. Jeugdzorg heeft het voornemen een herhalingsonderzoek aan te vragen eind 2008, zodat dit na de 5e verjaardag van de kinderen in 2009 zou kunnen plaatsvinden.
3. De moeder wijst er op dat Jeugdzorg de positie van de moeder onderbelicht laat. Ten aanzien van een eerdere terugkeer van de tweeling naar de moeder dan door Jeugdzorg voorzien, wordt slechts in algemene zin naar ervaringen van Jeugdzorg of naar verouderde literatuur verwezen, zonder dat op de specifieke situatie wordt ingegaan, zo meent de moeder.
4. Het hof is van oordeel dat het van belang is, dat veel eerder dan Jeugdzorg wil nader onderzoek zal worden verricht naar de vermogens van de moeder om de verzorging en opvoeding van de tweeling ter hand te nemen. Tegelijkertijd dient te worden onderzocht of het hechtingsproces van [de tweeling] zich ertegen verzet dat zij bij de moeder worden teruggeplaatst (indien het onderzoek uitwijst dat de moeder het aankan). De moeder stelt dat zij er nu klaar voor is. Het hof sluit dat geenszins uit, gelet op de bevindingen van drs. Laurijssen-Timmers. Daarnaast is uit de onderzoeken gebleken dat de kinderen in staat zijn te hechten, een proces dat reeds ten tijde dat de moeder de kinderen verzorgde en opvoedde op gang moet zijn gekomen. Indien de moeder thans weer beschikbaar is acht het hof het zeer wel mogelijk dat de kinderen haar als positieve hechtingsidentiteit zullen ervaren. Het onderzoek zal dit kunnen uitwijzen. Het hof hecht er tenslotte aan dat het onderzoek door een onpartijdig instituut zal worden verricht; te denken valt aan Fora te Amsterdam. Desalniettemin is onder deze omstandigheden de conclusie, dat op dit moment de noodzaak tot uithuisplaatsing nog altijd aanwezig is.
5. Het hof acht het gewenst dat Jeugdzorg het onderzoek dit najaar, uiterlijk 1 november 2007, aanvraagt. Het onderzoek zal vermoedelijk niet vóór afloop van de machtiging tot uithuisplaatsing zijn afgerond. Het hof zal derhalve de bestreden beschikking bekrachtigen en ervan uitgaan dat de kinderrechter in het kader van de verlengingsprocedure, die in januari 2008 zal dienen, met Jeugdzorg en de moeder zal kunnen afstemmen of het onderzoek inmiddels is gestart en binnen welke termijn de resultaten daarvan bekend kunnen zijn.
6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, Van den Wildenberg en Van Leuven, bijgestaan door mr. Martens als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2007.