ECLI:NL:GHSGR:2007:BB6637

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
765-R-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mos-Verstraten
  • A. van Nievelt
  • J. van den Wildenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake uithuisplaatsing en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 10 oktober 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de uithuisplaatsing van de verzoeker, hierna te noemen [verzoeker]. [Verzoeker] was in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, die op 17 april, 25 april, 21 mei en 25 mei 2007 machtigingen tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting had verleend. De machtigingen waren verleend voor specifieke perioden, maar de geldigheidstermijn was inmiddels verstreken, waardoor [verzoeker] geen belang meer had bij zijn hoger beroep. Het hof oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, ondanks zijn betoog dat een uitspraak over de rechtmatigheid van de beschikking van 17 april 2007 hem zou kunnen helpen bij het instellen van een schadevergoeding. Het hof concludeerde dat dit belang niet voldoende was voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep.

De zaak werd behandeld op 3 oktober 2007, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door zijn advocaat mr. K. Jebli-Ouazzani. De Stichting Bureau Jeugdzorg Rotterdam, vertegenwoordigd door mw. mr. S. Scheimann en dhr. P. Tuin, was ook aanwezig. De Raad voor de Kinderbescherming had laten weten niet ter terechtzitting te verschijnen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en kwam tot de conclusie dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep. De uitspraak werd gedaan door de rechters M. Mos-Verstraten, A. van Nievelt en J. van den Wildenberg, met mr. van der Kamp als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 10 oktober 2007
Rekestnummer. : 765-R-07
Rekestnrs. rechtbank : J1 RK 07-450 en J1 RK 07-501
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker],
procureur mr. J.T.R.J. Bracke,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: jeugdzorg.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder.
Als informant is aangemerkt:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
[verzoeker] is op 11 juni 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam van 17 april, 25 april, 21 mei en 25 mei 2007.
Jeugdzorg heeft op 23 juli 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van [verzoeker] zijn bij het hof op 1 oktober 2007 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brieven van 25 juli en 2 oktober 2007 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 3 oktober 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: [verzoeker], bijgestaan door zijn advocaat mr. K. Jebli-Ouazzani en namens jeugdzorg: mw. mr. S. Scheimann en dhr. P. Tuin. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
DE ONTVANKELIJKEID VAN HET HOGER BEROEP
[verzoeker] komt in hoger beroep van voormelde beschikkingen van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, waarbij, voor zover thans van belang, aan jeugdzorg machtigingen zijn verleend tot plaatsing van [verzoeker] in een normaal beveiligde justitiële jeugdinrichting van 17 april tot 15 mei 2007, van 15 mei tot 24 mei 2007, van 24 mei tot 31 mei 2007 en van 31 mei tot 13 juni 2007. De geldigheidstermijn van die machtigingen is – gelet op de perioden waarvoor zij is verleend – inmiddels verstreken. [verzoeker] heeft daarom geen belang meer bij zijn hoger beroep tegen deze beschikkingen. Hij dient te dien aanzien niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dat [verzoeker], zoals hij heeft betoogd, een gerechtvaardigd belang erbij heeft dat het hof zich uitspreekt over de vraag of de beschikking van 17 april 2007 rechtmatig is gegeven, aangezien een uitspraak behelzende een ontkennend antwoord op die vraag, althans zo begrijpt het hof het betoog, de weg voor hem zou openen een vordering tot schadevergoeding in te stellen, baat hem niet, aangezien het door hem bedoelde belang niet kan gelden als een voor de ontvankelijkheid van het onderhavige hoger beroep genoegzaam belang. Derhalve beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, van Nievelt en van den Wildenberg, bijgestaan door mr. van der Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2007.