ECLI:NL:GHSGR:2007:BB7059
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- B.A. Stoker-Klein
- H.W.J. de Groot
- G.J.W. van Oven
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens huiselijk geweld
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 oktober 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1988, was in eerste aanleg veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, in verband met huiselijk geweld. Het Openbaar Ministerie (OM) had de verdachte vervolgd op basis van een incident waarbij hij zijn broertje een kopstoot zou hebben gegeven. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte primair bepleit dat het OM niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat er geen aangifte was gedaan door het slachtoffer of zijn moeder. Het hof heeft de argumenten van de verdediging overwogen en geconcludeerd dat het OM niet in redelijkheid tot zijn vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van ernstige bedreiging van de geestelijke of lichamelijke integriteit van het slachtoffer, en dat er geen evidente afhankelijkheidspositie was. Bovendien was er geen bewijs dat het slachtoffer ernstig letsel had opgelopen. Het hof heeft vastgesteld dat de politie na het incident weliswaar had opgetreden, maar dat er geen aangifte was gedaan, wat de vervolging door het OM in strijd met de beginselen van behoorlijk procesrecht maakte. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en het OM niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van het onder 1 ten laste gelegde. Tevens heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.