ECLI:NL:GHSGR:2007:BB8556
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Dupain
- A.V. van den Berg
- A.E.A.M. van Waesberghe
- Rechtspraak.nl
Exhibitieplicht in civiele procedure met betrekking tot aannemingsovereenkomst
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, hebben de appellanten, bestaande uit verschillende vennootschappen en een natuurlijk persoon, een incidentele conclusie ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellanten vorderden dat het hof de geïntimeerde, het Hoogheemraadschap van Delfland, zou gelasten om bepaalde bescheiden over te leggen die verband houden met de verbreding van een watergang. De appellanten stelden dat zij een rechtmatig belang hadden bij de inzage in deze documenten, omdat deze betrekking zouden hebben op een rechtsbetrekking waarin Delfland partij is. Het hof heeft in zijn beoordeling de voorwaarden van artikel 843a Rv in acht genomen, die vereisen dat de vordering moet voldoen aan drie cumulatieve criteria: een rechtmatig belang, de eis dat het gaat om bepaalde bescheiden, en dat deze bescheiden betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de appellanten niet voldeed aan de vereisten van artikel 843a Rv. Ten eerste was de vordering te algemeen geformuleerd voor wat betreft de gevraagde documenten, waardoor deze niet voldeed aan de eis van 'bepaalde bescheiden'. Ten tweede bleek uit de argumentatie van de appellanten dat zij niet konden aantonen dat zij of hun rechtsvoorgangers partij waren bij de aanbesteding die betrekking had op de gevraagde aannemingsovereenkomst. Hierdoor voldeed de vordering niet aan het derde criterium. Het hof heeft daarom de incidentele vordering van de appellanten afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij de kosten van het incident bij de eindbeslissing over de zaak zullen worden betrokken.