ECLI:NL:GHSGR:2007:BB9878
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep kort geding
- S.C.H. Koning
- T.L. Tan
- A.G. Beets
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en de totstandkoming van een huurovereenkomst in kort geding
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot de vraag of een huurovereenkomst was gesloten tussen [Partij A] en [Partij B]. De zaak is ontstaan na een vonnis van de rechtbank Dordrecht op 10 augustus 2007, waarin werd geoordeeld dat er geen huurovereenkomst tot stand was gekomen. [Partij A] stelde dat er op 24 januari 2007 een mondelinge overeenkomst was gesloten, terwijl [Partij B] dit betwistte. Tijdens de zitting op 19 oktober 2007 werden getuigen gehoord, waaronder [X], die verklaarde dat er overeenstemming was bereikt over de essentialia van de huurovereenkomst, ondanks dat de overeenkomst niet was ondertekend.
Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de partijen op 24 januari 2007 een huurovereenkomst hadden gesloten, met een netto huurprijs van € 850,- per maand en een looptijd van vijf jaar. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en oordeelde dat [Partij B] verplicht was om de huurovereenkomst na te komen. Tevens werd [Partij B] veroordeeld in de kosten van de procedure. Het hof legde een dwangsom op van € 1.000,- per dag voor het geval [Partij B] in gebreke zou blijven met de uitvoering van het arrest.
De uitspraak benadrukt het belang van mondelinge overeenkomsten en de omstandigheden waaronder deze tot stand komen. Het hof concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de partijen niet tot overeenstemming waren gekomen over de belangrijkste punten van de huurovereenkomst, ondanks de latere twijfels van [Partij B].