ECLI:NL:GHSGR:2007:BC1780

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/184
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.C.H. Koning
  • A.H. de Wild
  • A.V. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en beroepsaandoeningen in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 november 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van de Technische Universiteit Delft (T.U. Delft) in verband met beweerde beroepsaandoeningen van de appellant. De appellant, vertegenwoordigd door procureur mr. L.S.J. de Korte, had in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingesteld, welke door de rechtbank 's-Gravenhage op 21 september 2005 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant verzuimd had zich tijdig tot de bestuursrechter te wenden, waardoor de vordering niet ontvankelijk was verklaard.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de weigering van T.U. Delft om aansprakelijkheid te erkennen een appellabel besluit is. Het hof benadrukt dat pas na vaststelling van de onjuistheid van deze weigering in een bestuursrechtelijke procedure, de burgerlijke rechter kan uitgaan van de onrechtmatigheid van het besluit. Aangezien de afwijzing van T.U. Delft onherroepelijk was geworden, moest het hof uitgaan van de juistheid van het besluit van T.U. Delft. Dit leidde tot de conclusie dat niet was komen vast te staan dat T.U. Delft onrechtmatig had gehandeld.

De beslissing van de rechtbank om de vordering van de appellant af te wijzen werd door het hof bekrachtigd. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die door het hof zijn begroot op € 1.908,-, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de appellant deze kosten onmiddellijk dient te voldoen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak: 16 november 2007
Rolnummer: 06/184
Zaak/Rolnummer rechtbank: 234434 04-4265
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, negende civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
[Appellant],
wonende te [Appellant],
appellant,
hierna te noemen: [Appellant],
procureur: mr. L.S.J. de Korte,
tegen
de rechtspersoon naar publiekrecht TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT,
gevestigd te Delft,
geïntimeerde,
hierna te noemen: T.U. Delft,
procureur: mr. T.J.J. van Dijk.
Het geding
Bij exploot van 1 december 2005 is [Appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 september 2005, door de rechtbank ‘s-Gravenhage, sector civiel, gewezen tussen de partijen. Bij memorie van grieven zijn twee grieven opgeworpen, die door T.U. Delft bij memorie van antwoord zijn bestreden. Vervolgens hebben de partijen onder overlegging van de stukken (T.U. Delft zonder de conclusie van antwoord in het incident, het vonnis van 18 november 2004 en het vonnis van 19 januari 2005) arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In het bestreden vonnis van 21 september 2005 heeft de rechtbank de vordering van [Appellant] tot schadevergoeding afgewezen, omdat, kort gezegd, [Appellant] verzuimd heeft zich tijdig tot de bestuursrechter te wenden. Alvorens verder op het geschil tussen de partijen in te gaan zal het hof eerst grief 1 bespreken, dat tegen deze afwijzingsgrond is gericht.
2.1 Anders dan T.U. Delft heeft gesteld, voldoet de grief met zijn motivering aan de door de wet gestelde eisen.
2.2 Het hof stelt bij de beoordeling van de grief voorop dat in het ambte-
narenrecht de weigering van een overheidsorgaan om aansprakelijkheid te erkennen bij beweerde beroepsaandoeningen als de onderhavige een appellabel besluit is. Pas als de onjuistheid van die weigering in de bestuursrechtelijke procedure is komen vast te staan, mag en moet de burgerlijke rechter uitgaan van de onrechtmatigheid van dat besluit.
2.3 T.U. Delft heeft haar aansprakelijkheid afgewezen en heeft deze afwij-
zing na bezwaar gehandhaafd. Dit laatste besluit is onherroepelijk geworden na het ongebruikt verlopen van de termijn voor beroep op de bestuursrechter. Dientengevolge moet het hof als burgerlijke rechter uitgaan van de juistheid van het besluit van T.U. Delft tot weigering van de erkenning van aansprakelijkheid. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat T.U. Delft onrechtmatig heeft gehandeld. De beslissing van de rechtbank tot afwijzing van de vordering is derhalve juist. Grief 1 faalt.
2.4 Grief 2 behoeft wegens het falen van grief 1 geen bespreking meer. Het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij moet [Appellant] de kosten van het geding in hoger beroep dragen.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van 21 september 2005, door de rechtbank ’s Gravenhage, sector civiel, gewezen tussen de partijen;
- veroordeelt [Appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot op deze
uitspraak aan de zijde van T.U. Delft begroot op € 1.908,- (waarvan € 750, - voor griffierecht en € 1.158,- voor salaris procureur), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 1 december 2007;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.C.H. Koning, A.H. de Wild, en A.V. van den Berg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 november 2007 in bijzijn van de griffier.