ECLI:NL:GHSGR:2007:BC2048

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
196-H-07 en 201-H-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Dusamos
  • B. Bouritius
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar omgangshuis en vaststelling alimentatie in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 december 2007, zijn de verzoeken van de moeder en de vader met betrekking tot kinderalimentatie en omgangsregelingen tussen de vader en hun minderjarige kinderen aan de orde. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt om de vernietiging van de eerdere beschikking van de rechtbank, waarin de alimentatie op € 75,- per maand per kind was vastgesteld. De vader heeft ook hoger beroep ingesteld en vraagt om een omgangsregeling die hem zou toestaan om de kinderen elke zaterdag te zien. Het hof heeft vastgesteld dat beide ouders het belang van de kinderen vooropstellen en dat er een behoefte is aan een omgangsregeling. De ouders hebben echter ook aangegeven dat er problemen zijn in de communicatie en samenwerking, wat het vertrouwen in elkaar ondermijnt. Het hof heeft besloten dat de omgang tussen de vader en de kinderen begeleid moet worden, en heeft het gebruik van het Omgangshuis voorgesteld. De vader heeft ook zijn financiële situatie uiteengezet, en het hof heeft geconcludeerd dat de door de moeder verzochte kinderalimentatie van € 131,- per maand per kind toelaatbaar is. De eerdere beschikking is vernietigd en de alimentatie is vastgesteld op het door de moeder verzochte bedrag, met de bepaling dat deze uitvoerbaar bij voorraad is. De zaak is aangehouden tot 28 juni 2008 voor verdere beoordeling van de omgangsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 12 december 2007
Rekestnummer. : 196-H-07 en 201-H-07
Rekestnr. rechtbank : 06-2051
In de zaak met rekestnummer 196-H-07
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. M.Y. van der Bijl,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. K. Mohassel Zadeh.
Als informant is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
en in de zaak met de rekestnummer 201-H-07
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. K. Mohassel Zadeh,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. M.Y. van der Bijl.
Als informant is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
In de zaak met rekestnummer 196-H-07
De moeder is op 12 februari 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 13 november 2006.
De vader heeft op 23 maart 2007 een verweerschrift, blijkens de inhoud daarvan tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 9 oktober 2007 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 20 juli 2007 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
In de zaak met rekestnummer 201-H-07
De vader is op 12 februari 2007 in hoger beroep gekomen van een beschik¬king van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 13 november 2006.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 22 februari 2007 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 24 juli 2007 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 17 oktober 2007 zijn beide zaken mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur, en de vader, bijgestaan door zijn procureur. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN DE VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage. Bij die beschikking is onder meer een omgangsregeling tussen de vader en de hierna te noemen minderjarigen vastgesteld, alsmede een door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 75,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan:
De echtscheidingsbeschikking is op 15 december 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE¬LE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de door de vader te betalen kinderalimentatie en de omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen:
[kind 1], hierna te noemen: [kind 1], en
[kind 2], hierna te noemen: [kind 2],
beiden geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen, die bij de moeder verblijven.
2. In de zaak met rekestnummer 196-H-07 verzoekt de moeder de bestreden beschikking voor zover deze betreft de hoogte van de door de vader te betalen bijdragen en de vastgestelde omgangsregeling te vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, alsnog te bepalen:
- dat de vader aan de moeder met ingang van de datum van echtscheiding, derhalve met ingang van 15 december 2006, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal dienen te betalen € 131,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van de kinderen zal worden verstrekt, dan wel de door de vader te betalen kinderalimentatie vast te stellen op een zodanig bedrag en met ingang van een zondanige datum als het hof zal vermenen te behoren;
- een omgangsregeling vast te stellen, inhoudende dat de vader gerechtigd zal tot omgang met de kinderen eenmaal per week op maandag- of dinsdagmiddag, gedurende twee uur bij [restaurant] te [plaats] in bijzijn van de moeder.
3. In de zaak met rekestnummer 196-H-07 bestrijdt de vader haar beroep en verzoekt daarbij de vordering van de moeder met betrekking tot verhoging van de kinderalimentatie af te wijzen en een omgangsregeling te treffen, inhoudende dat de vader gerechtigd zal zijn tot omgang met de kinderen elke zaterdag van 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader de kinderen zal ophalen en terugbrengen. Daarbij verzoekt de vader de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4. In de zaak met rekestnummer 201-H-07 verzoekt de vader de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen:
- dat hij in zijn verzoek ontvankelijk wordt verklaard;
- uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat er een omgangsregeling zal moeten getroffen worden tussen hem en de kinderen;
- met veroordeling van de moeder in de kosten.
Omgangsregeling
5. De moeder stelt dat de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en de kinderen in de praktijk niet blijkt te werken. Daartoe voert zij aan dat de vader nog steeds niet bereid is gebleken na te laten haar uit te schelden en ruzie met haar te maken in het bijzijn van de kinderen. De moeder heeft, in het belang van de kinderen, haar verdere medewerking aan uitvoering van de regeling dan ook geweigerd. De moeder hoopt dat de vader zich in een publieke omgeving wel weet te gedragen, zodat het contact tussen hem en de kinderen gecontinueerd kan worden. Zij is bereid de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen te hervatten, indien de omgang op een neutrale plek plaatsvindt, waar toezicht is.
6. De vader stelt dat de moeder haar stellingen in eerste aanleg, waarnaar zij verwijst, niet heeft kunnen onderbouwen. Partijen hadden volgens de vader de afspraak dat de aanwezigheid van de moeder zou worden afgebouwd. Thans wenst de vader niet meer mee te werken aan een omgangsregeling in aanwezigheid van de moeder. Hij is van mening dat hij recht heeft op omgang met de kinderen buiten de aanwezigheid van de moeder.
7. Volgens de vader is de moeder degene die steeds probeert ruzie te maken, door kritiek te uiten op de wijze waarop de vader leeft. De beschuldigingen die de moeder jegens de vader heeft geuit - de vader zou in het verleden geen aandacht aan de kinderen hebben geschonken en/of een deel van de zorg op zich hebben genomen en hij zou [kind 2] op seksueel getinte wijze hebben betast - weerspreekt de vader.
8. Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de moeder en de vader het erover eens zijn dat het in het belang van de kinderen is dat zij omgang hebben met hun vader.
Dit belang heeft hen er ook toegebracht om overeenstemming te bereiken over de in eerste aanleg vastgestelde omgangsregeling, ofschoon zij daarvoor beiden concessies hebben moeten doen. Voor de moeder betekende dit dat zij medewerking zou verlenen aan omgang, ofschoon zij eigenlijk onvoldoende vertrouwen in de man had. Voor de vader betekende dit dat hij de aanwezigheid van de moeder bij de omgang zou aanvaarden, ofschoon hij met de kinderen natuurlijk liever alleen zou zijn.
Partijen hebben thans het vertrouwen in elkaars aandeel in de uitvoering van de omgangsregeling verloren, maar zij achten de kinderen nog steeds gebaat bij een goed verlopende omgangsregeling tussen de vader en hen.
9. Het hof is dan ook van oordeel dat het belang van de minderjarigen vergt dat de omgang met de vader weer op gang wordt gebracht en dat de ouders die gelegenheid benutten om het vertrouwen in elkaar als ouders van de kinderen weer te herstellen.
10. Ter zitting heeft het hof met partijen van gedachten gewisseld over de wijze waarop begeleide omgang tussen de vader en de kinderen kan plaatsvinden. Beide partijen hebben zich in beginsel bereid verklaard begeleide omgang via het Omgangshuis te laten plaatsvinden.
Ervan uitgaande dat deze voorziening uitsluitend op woensdagmiddag beschikbaar is, heeft de moeder verklaard dat zij het bij nader inzien wel mogelijk acht om, ondanks haar werkzaamheden, daaraan haar medewerking te verlenen. De vader, die via een uitzendbureau werkzaam is als schoonmaker op het kantoor van [x] te [plaats] en wiens werktijden dagelijks tussen 09.30 uur en 16.30 uur zijn gelegen, behoeft voor zijn medewerking uitdrukkelijke toestemming van zijn werkgever.
De vader en zijn procureur hebben vervolgens toegezegd dat de procureur zich per brief zal richten tot de werkgever van de vader met een gemotiveerd verzoek om voor de duur van de begeleiding door het Omgangshuis één maal per twee weken een middag de vader in de gelegenheid te stellen tot deelname aan deze omgangsbegeleiding.
11. Voor het geval begeleiding via het Omgangshuis onmogelijk blijkt, is met partijen ter terechtzitting het volgende afgesproken. Partijen streven ernaar om omgang in dat geval te hervatten onder begeleiding van een derde persoon uit eigen kring in wie zij beiden vertrouwen stellen. Bij gebreke van enige aan beide partijen bekende derde in wie zij beiden vertrouwen hebben, heeft de moeder ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat zij niet uitsluit dat de nieuwe levenspartner van de man, met wie hij op 19 juli 2007 is gehuwd, in staat zal zijn om gedurende de omgang tussen de vader en de kinderen te waken voor de belangen van de kinderen. Met het oog daarop is afgesproken dat de moeder op donderdag 23 oktober te 17.00 uur bij de vader thuis kennis zal maken met diens echtgenote [y].
Het hof gaat er dan ook van uit dat, indien de echtgenote van de man bereid en in staat is de begeleiding van de omgang gedurende een middag per twee weken op zich te nemen en de moeder geen gegronde redenen heeft om haar vertrouwen aan deze begeleide omgang te onthouden, hervatting van de omgang tussen de vader en de kinderen, voorzover dat niet mogelijk blijkt via het Omgangshuis, onder begeleiding van de echtgenote van de man zal geschieden.
Het hof acht het daarbij in het belang van de minderjarigen dat de omgang vooralsnog beperkt blijft tot één middag per twee weken van 14.00 uur tot 17.00 uur. Mochten partijen daartoe mogelijkheden zien, dan staat het hun vrij deze tijdsduur in overleg met elkaar uit te breiden.
12. Het hof zal partijen derhalve verwijzen naar het Omgangshuis zoals in het dictum van deze beschikking nader omschreven.
Voorts verstaat het hof dat, voorzover van het Omgangshuis geen gebruik kan worden gemaakt, de omgang tussen de vader en de kinderen wordt hervat onder begeleiding van een voor beide partijen vertrouwen biedende derde uit eigen kring voor de duur van een middag per twee weken van 14.00 uur tot 17.00 uur.
13. Het hof zal iedere verdere beslissing in afwachting van de ontwikkelingen tussen partijen aanhouden tot zaterdag 28 juni 2008 pro forma.
Kinderalimentatie
14. De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte de kinderalimentatie heeft bepaald op een bedrag van € 75,- per maand per kind. Daartoe voert zij aan dat het inkomen van de vader over 2006 aanzienlijk hoger zal liggen dan zijn inkomen over 2005, gelet op de verklaring van de vader ter zitting in eerste aanleg dat hij 9,5 uur per dag werkt.
15. De vader stelt dat zijn bruto loon in 2006 € 23.709,- bedroeg. Ter staving van zijn stelling legt hij zijn jaaropgave 2006 over. Volgens de vader is er ten opzichte van het jaar 2005 sprake van een stijging van € 850,-, derhalve niet een aanzienlijk bedrag zoals de moeder stelt.
16. De moeder is voorts van mening dat de rechtbank ten onrechte rekening heeft gehouden met een huur aan de zijde van de vader van € 450,- per maand. Immers, zo stelt zij, de vader is eind november 2006 verhuisd.
17. De vader erkent dat hij eind november 2006 is verhuisd. Hij stelt dat zijn woonlasten zijn gestegen en totaal € 473,05 per maand bedragen, bestaande uit de huurlast van € 254,73 per maand en de kosten van energie, water en casema. Daarnaast heeft hij te maken met een ziektekostenverzekering, waarvoor hij een premie van € 105,13 per maand betaalt.
18. De vader heeft de behoefte aan de verzochte bijdrage betwist voor zover deze het door de rechtbank vastgestelde bedrag overtreft.
Met toepassing van de tot de tremanormen behorende tabel eigen aandeel ouders in de kosten van de kinderen, stelt het hof, op basis van de door de vader niet weersproken stelling van de moeder ter terechtzitting dat beide partijen tijdens het huwelijk ieder een netto inkomen van € 1.300,- per maand hadden, het gezamenlijke gezinsinkomen vast op € 2.600,- per maand, zodat met inachtneming van de gezinssamenstelling en de leeftijd van de kinderen het eigen aandeel van de ouders derhalve tussen € 560,- en € 690,- per maand is gelegen. Nu de vader niet heeft gemotiveerd dat van hem niet kan worden gevergd in dat aandeel tenminste de helft bij te dragen, wordt zijn verweer verworpen en stelt het hof vast dat de verzochte bijdrage de behoefte van de minderjarigen niet overtreft.
19. De ingangsdatum van de kinderalimentatie, te weten 15 december 2006, staat tussen partijen vast. In geschil is de draagkracht van de vader. Het hof zal hierna de draagkracht van de vader beoordelen.
20. Het hof gaat bij het bepalen van de draagkracht van de vader uit van zijn jaaropgave 2006, die een inkomen laat zien van € 23.709,- per jaar. De moeder heeft de jaaropgave 2006 van de vader niet gemotiveerd weersproken.
21. Het hof houdt ter zake van de woonlast van de vader rekening met zijn huur van € 254,73 per maand. Met de door de vader opgevoerde kosten van energie, water en casema houdt het hof geen rekening, nu die kosten in de bijstandsnorm zijn begrepen. Het hof houdt daarnaast rekening met de premie ziektekostenverzekering van € 105,13 per maand, zoals blijkt uit de door de vader overgelegde kopie polis van CZ zorgverzekeringen.
22. Uit het vorenstaande volgt dat de draagkracht van de vader, rekening houdende met de uitgangspunten van de rechtbank waartegen partijen geen grief hebben gericht, en rekening houdend met het fiscaal voordeel dat de vader terzake geniet, de door de moeder verzochte kinderalimentatie van € 131,- per maand per kind toelaat. De bestreden beschikking dient derhalve te worden vernietigd.
23. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking met betrekking tot de hoogte van de kinderalimentatie en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen kinderal¬mentatie op € 131,- per maand per kind, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking ten aanzien van de kinderalimentatie uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzocht met betrekking tot de kinderalimentatie af;
verwijst partijen, te weten:
[de man],
wonende te [woonplaats],
telefoonnummer: [nr.],
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
telefoonnummer: [nr.];
naar het omgangshuis, Begeleide Omgang Stichting Jeugdformaat, MKD ’t Kleine Loo, [adres], gaan voor begeleide omgangscontacten;
bepaalt dat de moeder in overleg met het omgangshuis de minderjarigen tijdig voorafgaand aan ieder omgangscontact zal brengen naar het omgangshuis, en hen daar aan het einde van elk contact weer zal ophalen;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
Bureau Jeugdzorg Den Haag Centrum/Scheveningen
t.a.v. intaketeam omgangshuis
Waldeck Pyrmontkade 872
2518 JS Den Haag;
bepaalt dat partijen het hof vóór na te melden pro formadatum berichten of een nadere mondelinge behandeling is gewenst of dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan;
houdt de behandeling van de zaak met betrekking tot de omgangsregeling aan tot 28 juni 2008 pro forma, ter fine als hierboven vermeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Dusamos en Bouritius, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2007.