ECLI:NL:GHSGR:2007:BC2062

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
049-R-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • A. Stille
  • J. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling van minderjarige in problematische ouderrelatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige [kind]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had beroep aangetekend tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te Rotterdam, die op 4 december 2006 het gezamenlijk gezag van de ouders had beëindigd en de vader alleen met het gezag had belast. De moeder voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat zij niet in staat was om het belang van [kind] voorop te stellen en dat de vader het gezag onjuist uitoefende. De vader, verweerder in hoger beroep, betwistte de stellingen van de moeder en verzocht om haar niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen en het advies van de raad voor de kinderbescherming, die in zijn rapport van 20 september 2006 had geadviseerd om het verzoek van de vader om alleen met het gezag belast te worden af te wijzen, in overweging genomen. Het hof concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die wijziging van het gezamenlijk gezag rechtvaardigden. De moeder had een stabiel leven opgebouwd en was in staat om aan de emotionele behoeften van [kind] te voldoen. De door de vader aangevoerde zorgen over praktische problemen in de toekomst werden niet als voldoende gegrond beschouwd.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen en het verzoek van de vader om alleen met het gezag belast te worden afgewezen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, terwijl de bestreden beschikking voor het overige werd bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 19 december 2007
Rekestnummer : 049-R-07
Rekestnr. rechtbank : 05-591
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. E.J.W.F. Deen,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. R.Th.R.F. Carli.
Als informant is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Rijnmond,
vestiging Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 12 januari 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te Rotterdam van 4 december 2006.
De vader heeft op 29 maart 2007 een verweerschrift ingediend.
De raad heeft het hof bij brief van 31 augustus 2007 laten weten ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 21 november 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. C.A. Busquet en de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.F.A. van Pelt. Namens de raad is verschenen de heer Meulenbeek. Partijen, hun raadslieden en de raad hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN DE VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikking van 9 mei 2005 van de kantonrechter in de rechtbank te Rotterdam. Bij de tussenbeschikking van 9 mei 2005 is de Raad verzocht een onderzoek te verrichten en is er een voorlopige omgangsregeling bepaald tussen de moeder en de hierna te noemen minderjarige. Voor het overige is de zaak aangehouden. Bij de bestreden beschikking is het gezamenlijk gezag van de ouders over de minderjarige beëindigd en is de vader alleen met het gezag belast. Voorts is er een omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige bepaald.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het gezag ten aanzien van de minderjarige [kind], geboren op [geboortedatum], verder: [kind], die bij de vader verblijft.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking voor wat betreft de beëindiging van het gezamenlijk gezag te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het inleidende verzoek van de vader ten aanzien van het eenhoofdig gezag over [kind] alsnog af te wijzen.
3. De vader bestrijdt haar beroep en verzoekt daarbij de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek ongegrond, althans onvoldoende gegrond af te wijzen, één en ander onder bekrachtiging van de bestreden beschikking.
4. De moeder voert in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat vast is komen te staan dat de moeder aanvankelijk niet wilde meewerken aan het aanvragen van een paspoort voor [kind]. Voorts heeft de rechtbank volgens de moeder ten onrechte overwogen dat zij nog niet geheel in staat is op eigen kracht het belang van [kind] voorop te stellen. De moeder betwist dat de vader bij de gezagsuitoefening praktische problemen ondervindt door de handelwijze van de moeder. Voorts is de moeder van mening dat juist de vader het gezag onjuist uitoefent. Verder stelt de moeder dat de rechtbank ten onrechte niet het advies van de raad heeft gevolgd om het verzoek van de vader om alleen met het gezag belast te worden af te wijzen. Ter zitting heeft zij verklaard dat het goed met haar gaat. Zij leidt een stabiel leven en heeft sinds kort een huurwoning. Zij wil graag betrokken blijven bij belangrijke beslissingen omtrent [kind], met wie zij een goed contact heeft.
5. De vader betwist hetgeen de moeder heeft gesteld ten aanzien van het paspoort van [kind] en de vakantie naar Mexico. Hij handhaaft voorts zijn stelling dat de moeder niet het belang van [kind] voorop stelt. Zo is de moeder meermalen niet komen opdagen op een van de omgangsdagen. Verder is zij niet altijd bereikbaar. De vader stelt dat de moeder drugsverslaafd is en dat zij een borderline stoornis heeft. Daar waar de moeder stelt dat [kind] afwijkend gedrag vertoont, betwist de vader dit. De vader heeft voor [kind] wel opvoedingsondersteuning gezocht, maar dit heeft niets te maken met afwijkend gedrag van [kind]. De vader vreest in de toekomst tegen problemen aan te lopen indien gezamenlijk ouderlijk gezag blijft voortbestaan. De vader meent dat de rechtbank voldoende heeft gemotiveerd waarom de vader alleen belast dient te worden met het gezag.
6. De raad heeft in zijn rapport van 20 september 2006 aan de rechtbank geadviseerd het verzoek van de vader om alleen met het gezag te worden belast over [kind], af te wijzen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raad bij monde van de heer Meulenbeek gepersisteerd bij het advies zoals geformuleerd in het raadsrapport. Volgens de raad zijn er ook thans geen omstandigheden gesteld die aan een gezamenlijk gezag in de weg staan. De gestelde problemen met betrekking tot de omgang kunnen blijven bestaan, ongeacht of er sprake is van éénouder gezag of gezamenlijk ouderlijk gezag. Of zich anderszins problemen zullen voordoen zal in de toekomst moeten blijken.
7. Het hof overweegt als volgt.
De raad is in zijn rapport van 20 september 2006 van mening dat - hoewel duidelijk gebleken is dat de relatie van de ouders ernstig verstoord is en dat dit van invloed is op hun samenwerking met betrekking tot de verzorging en opvoeding van [kind] - het borderline syndroom waar de moeder aan lijdt of aan zou kunnen lijden, geen zwaarwegende reden is om de vader alleen met het gezag te belasten. Uit de verkregen informatie is duidelijk geworden dat de moeder in staat is tegemoet te komen aan de sociaal-emotionele behoefte van [kind]. Het is niet gebleken dat de moeder door haar gedrag of houding, [kind] in gevaar brengt of heeft gebracht. Ook is niet gebleken dat zij haar juridische positie misbruikt, waardoor de voortgang van [kind]’s ontwikkeling en veiligheid in het geding is gekomen.
8. Het hof is, gelet op de stukken en het besprokene ter terechtzitting van oordeel dat geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk zijn gemaakt op grond waarvan het gezamenlijk gezag over [kind] zou moeten worden gewijzigd. De moeder wil graag betrokken blijven bij belangrijke beslissingen over [kind], met wie zij een goed contact heeft. Zij heeft sinds kort zelfstandige woonruimte en is aldaar bereikbaar. De door de vader aangevoerde - en door de moeder gemotiveerd bestreden - problemen en incidenten betreffen grotendeels de omgangsregeling, welke problemen de uitoefening van het ouderlijk gezag niet raken. De enkele verklaring ter zitting van de vader dat hij bang is voor praktische problemen waar hij in de toekomst wellicht tegen aan zal lopen, zoals problemen met afgifte van een paspoort of een schoolkeuze, acht het hof niet redengevend om thans af te wijken van het uitgangspunt dat beide ouders het ouderlijk gezag uitoefenen.
9. Mede gelet op de inhoud van het raadsrapport van 20 september 2006, en het advies van de raad ter zitting, alsmede gezien het feit dat door de vader geen concrete argumenten zijn aangevoerd op grond waarvan het gezamenlijk gezag over [kind] gewijzigd moet worden en ook overigens niet is gebleken dat een gezagswijziging in zijn belang zou zijn, zal het hof de bestreden beschikking in zoverre vernietigen.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de vader, inhoudende dat hij alleen zal worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige [kind], geboren op [geboortedatum], alsnog af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Stille en Van der Burght, bijgestaan door Lekahena als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2007.