ECLI:NL:GHSGR:2007:BC2065

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
216-H-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kamminga
  • Dusamos
  • Pannekoek-Dubois
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en de erkenning van buitenlandse documenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 december 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage, welke was afgewezen. De man stelde dat hij en zijn vrouw al van elkaar gescheiden waren volgens een uitspraak van een rechtbank in Irak, maar de rechtbank had twijfels over de echtheid van de overgelegde documenten. De vrouw, verweerster in hoger beroep, was niet verschenen op de zitting en had geen verweerschrift ingediend.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank waren vastgesteld, en heeft de grief van de man beoordeeld. De man voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zijn verzoek tot echtscheiding moest worden afgewezen op basis van de overgelegde Irakese documenten. Het hof oordeelde dat de echtheid van deze documenten niet bewezen kon worden, en dat de gemeente waar de man woonde terecht twijfels had geuit over de echtheid van de echtscheidingsakte.

Uiteindelijk concludeerde het hof dat er geen bewijs was dat de man en vrouw al gescheiden waren, en dat het verzoek tot echtscheiding op basis van Nederlands recht moest worden beoordeeld. Gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de man een nieuwe partner had en de huwelijkse band niet wenste te herstellen, oordeelde het hof dat er sprake was van een duurzame ontwrichting van het huwelijk. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de echtscheiding uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 12 december 2007
Rekestnummer : 216-H-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-4093
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. B.D.W. Martens,
tegen
[verweerster],
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 14 februari 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 15 november 2006.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Op 7 november 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.C.J. Sars. De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De man en zijn raadsman hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN DE VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te ‘s-Gravenhage. Bij die beschikking is het verzoek van de man om tussen partijen de echtscheiding uit te spreken, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de afwijzing van het verzoek van de man om tussen partijen de echtscheiding uit te spreken.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tussen partijen de echtscheiding uit te spreken.
3. De man stelt in zijn grief dat de rechtbank in de bestreden beschikking ten onrechte zijn verzoek tot echtscheiding heeft afgewezen omdat partijen reeds van echt gescheiden zijn. De man voert daartoe aan dat de rechtbank ten onrechte acht heeft geslagen op de door de man overgelegde kopie van de vertaling van het verstekvonnis van de rechtbank voor burgerlijke zaken van [plaats] (Irak). Volgens de rechtbank blijkt uit deze overgelegde kopie dat de rechtbank van [plaats] op 20 augustus 2003 de ontbinding van het op 3 september 1993 te Sulaimanyia gesloten huwelijk van partijen heeft uitgesproken door enkelvoudige scheiding. De man stelt dat er bij de Nederlandse overheid twijfels zijn gerezen omtrent de echtheid van de overgelegde kopie. Hij beroept zich hierbij op een brief van de gemeente [woonplaats] van 13 februari 2007. Over de mogelijkheden om de echtheid alsnog te laten vaststellen beschikt de man niet. De man meent derhalve dat op de echtscheidingsakte uit Irak geen acht dient te worden geslagen, en dat de rechtbank er ten onrechte van uit is gegaan dat deze zich voor erkenning leende. Voorts stelt de man dat dit een verzoek tot echtscheiding naar Nederlands recht niet in de weg had behoeven te staan, althans voor zover het huwelijk nog zou bestaan.
4. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting overweegt het Hof als volgt. De door de man aangevoerde grief treft doel nu de echtheid van de door de man overgelegde kopie van de vertaling van het verstekvonnis voor burgerlijke zaken van de rechtbank te [plaats] van 20 augustus 2003 niet bewezen kan worden. Uit de bovengenoemde brief van de gemeente [woonplaats] blijkt dat er gegronde twijfels omtrent de echtheid van de overgelegde kopie zijn gerezen, om welke reden de gemeente [woonplaats] geen medewerking heeft verleend aan erkenning of inschrijving van het stuk in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA). Het heeft de gemeente [woonplaats] bevreemd dat de man gedurende zijn verblijfsperiode in Nederland kans heeft gezien om aan stukken te komen uit Irak die zijn echtscheiding aan zouden tonen. Tevens beroept de gemeente [woonplaats] zich op de bevindingen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna IND). Uit de zogenaamde Verklaring van Onderzoek van de IND blijkt dat het hoogstwaarschijnlijk geen echt document betreft.
5. In het licht van het bovenstaande is het hof van oordeel dat er bij de gemeente terecht gerede twijfels zijn gerezen omtrent de echtheid van bovengenoemd stuk en heeft de gemeente naar het oordeel van het hof terecht geen medewerking verleend aan erkenning of inschrijving van het stuk. Aannemelijk is dat de man niet over de mogelijkheden beschikt om de echtheid alsnog te laten vaststellen. Er dient op de echtscheidingsakte uit Irak derhalve geen acht te worden geslagen. Hieruit volgt dat partijen nog niet reeds zijn gescheiden.
6. De man heeft onbetwist verzocht Nederlands recht toe te passen op zijn verzoek tot echtscheiding. Nu partijen reeds geruime tijd gescheiden leven, de man een nieuwe partner heeft en hij de huwelijkse band niet wenst te herstellen, is er sprake van een duurzame ontwrichting van het huwelijk van partijen. Het verzoek tot echtscheiding van de man is derhalve voor toewijzing vatbaar.
7. Mitsdien moet als volgt worden beslist.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:
spreekt tussen partijen de echtscheiding uit.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Dusamos en Pannekoek-Dubois, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2007.