ECLI:NL:GHSGR:2008:BC2834
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Kamminga
- Reinking
- Tanja-van den Broek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake huurrecht en toewijzing van de voormalige echtelijke woning
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een hoger beroep betreffende de toewijzing van het huurrecht van de voormalige echtelijke woning. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder zijn verzoek tot toedeling van de woning ingetrokken, wat door de vrouw werd geïnterpreteerd als afstand van recht. De vrouw, verweerster in hoger beroep, stelde dat de man niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn verzoek. Het hof oordeelde dat de intrekking van het verzoek als een vermindering van het verzoek moet worden gezien, en dat de man in zijn hoger beroep ontvankelijk is.
De man baseerde zijn verzoek op het feit dat zijn oudste dochter, [kind 1], bij hem woont en dat de voormalige echtelijke woning voldoende ruimte biedt voor hem en zijn kinderen. De vrouw daarentegen betwistte dit en wees erop dat de jongste dochter, [kind 2], nog bij haar woont en dat het onredelijk zou zijn om de nadelige gevolgen van de keuze van de oudste dochter te laten ondervinden door de jongste. Het hof overwoog dat in dergelijke gevallen altijd één van beide partijen geconfronteerd wordt met krapte op de woningmarkt en dat het onduidelijk is of [kind 1] op lange termijn bij de man zal blijven wonen.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat het redelijk is dat de vrouw en [kind 2] in de voormalige echtelijke woning kunnen blijven wonen, en wees het verzoek van de man af. De bestreden beschikking werd bekrachtigd, en het hof wees het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking werd uitgesproken op 9 januari 2008 door de rechters Kamminga, Reinking en Tanja-van den Broek, bijgestaan door griffier Martens.