ECLI:NL:GHSGR:2008:BC4344

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1851-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Dusamos
  • M. Pannekoek-Dubois
  • J. van der Zanden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep bij betekening van beschikking in verhaalszaak Bijstandswet

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat is ingesteld door de man tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage. De man heeft op 20 december 2006 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van 15 april 1997. De gemeente 's-Gravenhage heeft betwist dat de man ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat dit te laat zou zijn ingediend. De gemeente stelt dat de betekening van de beschikking op 11 april 2006 heeft plaatsgevonden, waardoor de man binnen drie maanden na deze datum in hoger beroep had moeten komen. De man betwist echter dat de betekening in persoon heeft plaatsgevonden en stelt dat hij ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2007 is de zaak besproken. De man was aanwezig, bijgestaan door zijn procureur, en de gemeente was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De gemeente heeft ter zitting een notitie overgelegd met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de man op het moment van betekening woonachtig was op het adres dat in het exploot is genoemd. Het hof concludeert dat de betekening op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat hij dit te laat heeft ingesteld. De beslissing van het hof is op 23 januari 2008 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 23 januari 2008
Rekestnummer. : 1851-H-06
Rekestnr. rechtbank : 97-627
[appellant],
wonende te ’s-Gravenhage,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. L.C. Blok,
tegen
de GEMEENTE ’s-GRAVENHAGE,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: mr. M.C. Fröberg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 20 december 2006 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 15 april 1997.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 16 augustus 2007 bij een tweetal afzonderlijke faxberichten aanvullende stukken ingekomen.
De gemeente heeft bij brieven van 11 juli 2007 en 29 augustus 2007 de ontvankelijkheid van het hoger beroep betwist.
Bij brief van 3 september 2007 heeft de procureur van de man gereageerd op voornoemde brief van de gemeente van 29 augustus 2007.
Op 12 december 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn procureur, en namens de gemeente: de gemachtigde mr. Fröberg. Partijen hebben het woord gevoerd. De gemeente heeft ter zitting een notitie met bijlagen met betrekking tot de ontvankelijkheid van het hoger beroep overgelegd.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De gemeente stelt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, nu dit beroep – gelet op de betekening in persoon op 11 april 2006 – te laat is ingediend en de man overigens ook vele malen de gelegenheid heeft gehad van de bestreden beschikking kennis te nemen. De man stelt dat de betekening niet in persoon heeft plaatsgevonden, zodat hij ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
2. Het beroepschrift, dat bij het hof is ingekomen op 20 december 2006, richt zich tegen een beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 15 april 1997. De man heeft een exploot van betekening overgelegd. Uit dit exploot blijkt dat op 11 april 2006 een grosse van de bestreden beschikking is betekend aan de man op het adres [naam straat] te ’s-Gravenhage. De man heeft ter zitting van het hof, daarnaar gevraagd, verklaard dat hij op het moment van de betekening woonachtig was op het in het exploot genoemde adres. Voorts heeft de man ter zitting verklaard dat hij zich bij verhuizingen altijd keurig heeft ingeschreven bij de gemeente. Uit het vorenstaande leidt het hof af dat de bestreden beschikking op 11 april 2006 op de juiste wijze is betekend. Het hof merkt hierbij ten overvloede op dat de betekening in een zaak als de onderhavige, anders dan de man stelt, niet in persoon hoeft te geschieden. Het hoger beroep had ingevolge artikel 358 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) ingesteld moeten worden binnen drie maanden na de betekening van de bestreden beschikking, derhalve binnen drie maanden na 11 april 2006. Nu de man eerst op 20 december 2006 in hoger beroep is gekomen, is dit hoger beroep te laat ingesteld. De man is dan ook niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
3. Derhalve wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Pannekoek-Dubois en van der Zanden, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2008.