ECLI:NL:GHSGR:2008:BC4346
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. van den Wildenberg
- M. Mink
- J. van Montfoort
- Rechtspraak.nl
Gezagsbeslissing in hoger beroep met betrekking tot minderjarige en verzoek tot eenhoofdig gezag
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezagskwestie van een minderjarige, geboren in 2006, die bij de vader verblijft. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank verzocht om met eenhoofdig gezag te worden belast, maar dit verzoek was afgewezen. De vader betoogde dat hij de minderjarige sinds zijn geboorte verzorgt en opvoedt, en dat het in het belang van het kind is dat hij het eenhoofdig gezag krijgt. Hij uitte zorgen over de mogelijkheid dat de moeder, die de Joegoslavische nationaliteit heeft en geen verblijfsvergunning lijkt te bezitten, de minderjarige naar het voormalige Joegoslavië zou meenemen.
Het hof overwoog dat de beslissing over het gezag moet worden genomen in het belang van het kind, zoals geformuleerd in artikel 1:253c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof concludeerde dat de bezwaren van de vader onvoldoende waren om hem met het eenhoofdig gezag te belasten. De raad voor de Kinderbescherming had in zijn rapport geadviseerd om beide ouders gezamenlijk met het gezag te belasten, wat het hof overnam. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige wenselijk was dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen, en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van de betrokkenheid van beide ouders in het leven van het kind, en dat de zorgen van de vader over de moeder niet voldoende waren om af te wijken van het advies van de raad. De beslissing werd genomen met inachtneming van de juridische kaders en de belangen van de minderjarige.