ECLI:NL:GHSGR:2008:BC6077

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1310-H-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. Mink
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uithuisplaatsing van een kind na ontvoering door de moeder en beschuldigingen van seksueel misbruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [kind]. De moeder van [kind] had eerder op 5 juli 2007 [kind] ontvoerd naar België, waarna hij op 19 juli 2007 door de politie is teruggebracht naar een pleeggezin. Sinds de ontvoering is er sprake van een gedragsverslechtering bij [kind]. De moeder heeft herhaaldelijk geprobeerd het contact met [kind] te behouden, maar haar pedagogische onmacht en de onveilige thuissituatie zijn belangrijke factoren in deze zaak. Jeugdzorg heeft in haar verweerschrift gesteld dat de moeder niet in staat is om een stabiel opvoedingsklimaat te bieden en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [kind].

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de nodige zorg en stabiliteit te bieden, en dat de situatie van [kind] in het pleeggezin op dit moment beter is. De moeder heeft hulp gezocht, maar deze hulp snel stopgezet, wat de situatie niet heeft verbeterd. Het hof oordeelt dat de gronden voor de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank, die de uithuisplaatsing had verlengd. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de beschikking, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen.

De vader van [kind] heeft ter zitting aangegeven dat hij vindt dat [kind] is opgebloeid sinds de uithuisplaatsing en dat de omgang tussen hen goed verloopt. Het hof heeft de belangen van [kind] vooropgesteld en geconcludeerd dat de huidige situatie moet worden gehandhaafd totdat er meer duidelijkheid is over een mogelijke plaatsing bij de vader. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de ontwikkeling en veiligheid van [kind].

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 20 februari 2008
Rekestnummer : 1310-H-07
Rekestnr. rechtbank : JE RK 07-1194
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. M.G. Cantarella,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
kantoor houdende te Naaldwijk,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende], de vader,
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader;
2. de raad voor de kinderbescherming,
vestiging ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 18 september 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 26 juni 2007 van de kinderrechter in de rechtbank te ’s-Gravenhage.
Jeugdzorg heeft op 23 januari 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 20 november 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Op 6 februari 2008 is de zaak, tezamen met de zaak met rekestnummers 1309-H-07 en 1312-H-07, mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur, de vader en namens Jeugdzorg: de heer M. van Veen, mevrouw J. de Jong en mevrouw D. Verleer. De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te ’s-Gravenhage. Bij die beschikking is – voor zover hier van belang – de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van na te noemen minderjarige verlengd van 27 juni 2007 tot 27 juni 2008.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind], geboren op [in 2002], hierna te noemen [kind], in een voorziening voor pleegzorg. De moeder heeft alleen het gezag over [kind], de vader heeft hem erkend. [kind] verblijft inmiddels vanaf 18 december 2007 in een crisispleeggezin, nadat hij van 13 juli 2006 tot 18 december 2007 in een bestandspleeggezin heeft verbleven.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, en voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, danwel het verzoek af te wijzen dan wel zodanige uitspraken te doen als dit hof in goede justitie zal vermenen te behoren. Kosten rechtens. Jeugdzorg bestrijdt haar beroep.
3. De moeder stelt in haar beroepschrift dat de bestreden beschikking onvoldoende, althans gebrekkig, is gemotiveerd. De rechtbank verwijst uitsluitend naar het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen. De moeder betwist dat zij pedagogisch onmachtig is om [kind] op te voeden. Door de uithuisplaatsing ontstaat volgens de moeder een verwijdering tussen haar en [kind]. Verder bestrijdt de moeder dat het noodzakelijk is dat [kind] uit huis wordt geplaatst. Zij verzoekt het hof in verband met het feit dat zij lijnrecht tegenover het standpunt van Jeugdzorg staat, een onafhankelijke deskundige te benoemen teneinde te rapporteren en een advies uit te brengen. Ter terechtzitting heeft de moeder haar beroepschrift toegelicht en aangevuld. Zij heeft – onder meer – gesteld dat zij wanhopig is omdat zij [kind] zo weinig ziet. De vader heeft een ruime omgangsregeling van elke week de zaterdag, onbegeleid, van 10.00 uur tot 19.00 uur, terwijl de moeder [kind] slechts een keer in de maand anderhalf uur mag zien op het kantoor van Jeugdzorg. De moeder stelt dat het seksueel grensoverschrijdend gedrag van [kind] weer is begonnen sinds hij onbegeleide omgang heeft met de vader. De moeder zal zich ter terechtzitting bij de rechtbank op 26 februari 2008 verzetten tegen een eventuele plaatsing bij de vader. Zij is van mening dat [kind] thuis bij zijn moeder hoort en zij stelt dat zij, met ambulante hulp, zelf voor [kind] kan zorgen.
4. Jeugdzorg brengt in haar verweerschrift ten aanzien van [kind] naar voren dat de moeder zich van haar vier kinderen het meeste richt op [kind]. Haar grootste strijdpunt blijkt het contact (be)houden met [kind] en hem zo snel mogelijk weer thuis hebben. Zo heeft zij op 5 juli 2007 [kind] ontvoerd naar België waarna hij op 19 juli 2007 door de politie is teruggebracht naar het pleeggezin. Sinds de ontvoering is sprake van een gedragsverslechtering bij [kind].
Verder stelt Jeugdzorg dat door de ouders van [kind] over en weer beschuldigingen geuit zijn dat (een van) de ouders [kind] seksueel misbruikt zou hebben.
[kind] woonde sinds 13 juli 2006 in een bestandspleeggezin en de plaatsing in crisisopvang is omgezet naar een perspectiefzoekende pleegzorgplaatsing. [kind] praat nauwelijks, laat niet bij de leeftijd passend seksueel gedrag zien en er lijkt sprake van enkele ontwikkelingsachterstanden.
Tevens heeft Jeugdzorg gesteld dat zij bij haar standpunt blijft dat [kind] niet bij zijn moeder kan wonen omdat dit onveilig en bedreigend is voor zijn ontwikkeling. Volgens Jeugdzorg is de moeder pedagogisch onmachtig – onder meer – omdat zij geen probleeminzicht heeft in [kind] en zichzelf en zij geen inzicht toont in de onveilige en ongeschikte opvoedsituatie bij haar. De moeder handelt daarom niet in het belang van de ontwikkeling van [kind]. Door dit gebrek aan inzicht toont de moeder zich niet leerbaar voor verbetering in haar eigen problematiek dan wel in de opvoedsituatie. Dit maakt dat er geen verbetering is opgetreden in de thuissituatie van de moeder en in de persoonlijke problematiek van de moeder. Volgens Jeugdzorg is de moeder niet consequent in het nakomen van afspraken of in het blijven volgen van de uitgezette lijnen in de hulpverlening van [kind]. Op 12 januari 2007 heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gekregen van Jeugdzorg vanwege het niet nakomen van afspraken in de bezoekregeling.
Ook vertoont de moeder manipulatief gedrag naar [kind] toe en staat zij hem emotioneel gezien niet toe dat hij het in de (andere) opvoedsituatie naar zijn zin heeft. Zij creëert onrust door de (deels gepoogde) ontvoeringen van [kind] en zijn zusje en zij onderkent haar alcoholprobleem onvoldoende. De moeder vertoont kenmerken van borderline problematiek. Door haar handelen schaadt de moeder zichzelf en [kind]. Jeugdzorg stelt verder dat is onderzocht of [kind] bij zijn vader geplaatst kan worden. Inmiddels is hiervoor een machtiging uithuisplaatsing aangevraagd bij de rechtbank; de zitting zal plaatsvinden op 26 februari 2008. De pleegmoeder van [kind] heeft in december 2007 te kennen gegeven dat de moeder een onveilige situatie voor haar en de andere pleegkinderen veroorzaakt en heeft om een beëindiging van de plaatsing van [kind] verzocht. [kind] woont thans in een geheim crisispleeggezin.
Ter terechtzitting heeft Jeugdzorg als aanvulling op haar verweerschrift gesteld dat de omgangsregeling van de moeder met [kind] zo beperkt is omdat de moeder herhaalde malen heeft gedreigd om [kind] wederom te ontvoeren. Verder stelt Jeugdzorg dat de moeder geen inzicht heeft in haar problemen en die van [kind]. Daarbij heeft zij haar behandeling die was gestart bij de GGZ, na een korte periode afgebroken.
5. De vader heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij vindt dat [kind] nadat hij uit huis is geplaatst, is opgebloeid. De omgang tussen hem en [kind] verloopt goed en de vader acht het wenselijk dat de uithuisplaatsing nog voortduurt.
6. Uit de aan het hof overgelegde stukken en uit het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de moeder niet in staat is om een stabiel opvoedingsklimaat te scheppen, waarin de continuïteit in de dagelijkse verzorging en opvoeding van [kind] gewaarborgd is. Het is voldoende aannemelijk geworden dat de thuissituatie bij de moeder een bedreiging voor [kind] vormde waardoor een uithuisplaatsing vereist was. Voorts is het naar het oordeel van het hof zeer aannemelijk dat deze situatie thans nog onverkort aanwezig is. Weliswaar heeft de moeder hulp en begeleiding voor zichzelf gezocht, echter – onbetwist – is komen vast te staan dat zij deze hulp snel weer heeft stopgezet waardoor er nog geen zicht is op een verbetering van de situatie van de moeder.
Gebleken is voorts dat [kind] inmiddels in een crisispleeggezin verblijft waar het, naar omstandigheden, goed met hem gaat. Vast staat dat het verblijf van [kind] in dit gezin kortdurend zal zijn en dat Jeugdzorg onderzoek doet naar de mogelijkheid van plaatsing bij de vader. Het hof is van oordeel dat het hangende dit onderzoek noodzakelijk is dat de huidige situatie rond [kind] wordt gehandhaafd en dat de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog bestaan. De bestreden beschikking dient dan ook te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Mink en van Montfoort, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2008.