ECLI:NL:GHSGR:2008:BC6196

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
385-M-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Mos-Verstraten
  • B. Bouritius
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatie jongmeerderjarige en behoefte bij opvang in crisiscentrum

In deze zaak gaat het om de alimentatie voor een jongmeerderjarige, geboren op een onbekende datum, die in een crisiscentrum heeft verbleven. De moeder en het kind hebben in hoger beroep beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te Middelburg, waarin hun verzoek om een hogere alimentatie werd afgewezen. De vader heeft in incidenteel appel verzocht om een lagere alimentatie. De moeder en het kind stellen dat de behoefte van het kind hoger is dan de eerder vastgestelde alimentatie van € 285,- per maand, en vragen het hof om de onderhoudsbijdrage te verhogen naar € 600,- per maand. De vader betwist dit en stelt dat de huidige alimentatie toereikend is, mede gezien de omstandigheden van het kind en zijn eigen financiële situatie.

Het hof heeft de zaak op 7 december 2007 mondeling behandeld, waarbij de moeder en het kind aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaat. De vader was niet ter zitting verschenen. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Het hof oordeelt dat de moeder en het kind onvoldoende hebben onderbouwd waarom de behoefte van het kind zou zijn verhoogd. De moeder heeft aangegeven dat zij door de extra zorg voor het kind minder kan werken, maar het hof oordeelt dat de verminderde verdiencapaciteit van de moeder niet leidt tot een hogere behoefte van het kind.

Het hof concludeert dat de stellingen van de moeder en het kind niet voldoende zijn onderbouwd met verificatoire bescheiden. De vader's verzoek om de alimentatie te verlagen wordt ook afgewezen. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking, waarbij de alimentatie voor het kind op € 285,- per maand blijft staan. De beslissing is genomen op 13 februari 2008 door de rechters M. van Nievelt, A. Mos-Verstraten en B. Bouritius, met mr. Wijtzes als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 13 februari 2008
Rekestnummer : 385-M-07
Rekestnr. rechtbank : 06-834
[verzoekster],
wonende te Meliskerke, gemeente Veere,
hierna : de moeder, en
[kind],
wonende op een voor het hof onbekend adres,
hierna te noemen: [kind],
verzoekers, tevens incidenteel verweerders, in hoger beroep,
procureur mr. E.M.H. Alkemade,
tegen
[verweerder],
wonende te Middelburg,
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. W. Heemskerk.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder en [kind] zijn op 19 maart 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Middelburg van 20 december 2006.
De vader heeft op 26 april 2007 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De moeder en [kind] hebben op 25 mei 2007 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de moeder en [kind] zijn bij het hof op 7 mei 2007 en 27 november 2007 aanvullende stukken ingekomen.
Bij faxbrief, ingekomen bij het hof op 6 deember 2007, heeft de advocaat van de vader, mr. H.C. Struijk, het hof medegedeeld dat hij niet ter terechtzitting zal verschijnen.
Op 7 december 2007 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder en [kind], bijgestaan door hun advocaat, mr. M.W.A. Verhaard, en de vader. Partijen en mr. Verhaard, voornoemd, hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN DE VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij een informatie- en consultatieregeling is vastgesteld en het verzoek van de moeder tot vaststelling van een hogere alimentatie ten behoeve van [kind], evenals het verzoek van de vader tot vaststelling van een lagere alimentatie ten behoeve van [kind], is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de alimentatie voor [kind], geboren op [geboortedatum].
2. De moeder en [kind] verzoeken de bestreden beschikking (naar het hof begrijpt: wat betreft de alimentatie) te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de onderhoudsbijdrage ten behoeve van [kind] met ingang van 17 juli 2006 vast te stellen op € 600,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
3. De vader bestrijdt hun beroep en verzoekt in incidenteel appel de bestreden beschikking te vernietigen voorzover zijn verzoek tot verlenging van de onderhoudsbijdrage daarbij is afgewezen. De moeder en [kind] verzetten zich daartegen.
4. Volgens de moeder en [kind] heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de moeder haar stelling dat de behoefte van [kind] hoger is dan € 285,- per maand, onvoldoende heeft onderbouwd. Zij stellen het volgende.
5. De situatie van [kind] is niet te vergelijken met de situatie van een thuiswonend gezond kind waar de NIBUD-normen betrekking op hebben. De gezondheid van [kind] laat al sinds zijn geboorte te wensen over en heeft voor de moeder altijd extra kosten met zich gebracht.
6. Door de extra zorg die [kind] nodig heeft, is de moeder minder gaan werken. Zij heeft een inkomen op bijstandsniveau en kan nagenoeg niets bijdragen in de kosten van levensonderhoud van [kind].
7. Na een verblijf van [kind] bij aanvankelijk Ithaka, de jeugdafdeling van Emergis, die bij hem een PDD-NOS syndroom en een post traumatische stress-stoornis heeft vastgesteld, en vervolgens het Hostel, verblijft [kind] met ingang van 16 februari 2007 weer bij de moeder. Sinds begin april 2007 woont hij zelfstandig. Hij ontvangt, met ingang van 13 maart 2007, een bijstandsuitkering van € 213,72 per maand. Daarnaast ontvangt hij, met ingang van 5 april 2007, een aanvullende bijstandsuitkering van € 404,71 per maand. De aanvraag van een WAJONG-uitkering is afgewezen en van de afwijzing is [kind] in beroep gekomen bij de rechtbank te Middelburg, welke procedure nog loopt.
8. De moeder en [kind] stellen, op grond van voormelde omstandigheden, dat [kind] thans behoefte heeft aan een onderhoudsbijdrage ten laste van de vader van € 600,- per maand.
9. De vader is van mening dat de moeder en [kind] op geen enkele wijze onderbouwen waarom de huidige onderhoudsbijdrage voor [kind] niet toereikend zou zijn. Volgens hem moet bij het bepalen van de behoefte van [kind] rekening gehouden worden met de omstandigheid dat [kind] bij de moeder deel uitmaakte van een gezin van drie kinderen en dat [kind], voordat hij zelfstandig ging wonen, al een periode niet bij de moeder verbleef. Daarnaast is de uitkering die [kind] ontvangt van invloed op zijn behoefte.
10. De vader stelt zich op standpunt dat het verblijf van [kind] bij Ithaka en het Hostel, alsmede het ontvangen van een uitkering door hem, wijzigingen van omstandigheden zijn die de behoefte van [kind] alleen maar hebben doen afnemen. De alimentatie ten behoeve van [kind] dient volgens de vader dan ook te worden verlaagd.
11. Het hof is van oordeel dat de moeder en [kind] de verhoging van de behoefte van [kind] niet, althans onvoldoende hebben onderbouwd en overweegt daartoe als volgt.
12. De moeder stelt dat zij al geruime tijd niet in staat is (extra) te werken, omdat [kind] extra ondersteuning nodig heeft. Het hof is van oordeel dat de, eventuele, verminderde verdiencapaciteit aan de zijde van de moeder niet tot een hogere behoefte van [kind] kan leiden.
13. Voor zover de moeder en [kind] stellen dat er, gelet op psychische problemen van [kind], rekening gehouden moet worden met extra kosten aan zijn zijde, gaat het hof daaraan voorbij, nu zij die stelling - na gemotiveerde tegenspraak zijdens de vader - niet met verificatoire bescheiden hebben gestaafd noch anderszins nader hebben onderbouwd. De moeder en [kind] hebben het hof geen inzage verschaft in de omvang van deze kosten. Bovendien is niet gebleken dat dergelijke kosten niet voor vergoeding uit andere bron in aanmerking komen.
14. Voorzover de moeder en [kind] stellen dat [kind] als gevolg van de omstandigheid dat hem geen zogenaamde WAJONG-uitkering toekomt een hogere behoefte heeft, stelt het hof allereerst vast dat [kind] een WAJONG-uitkering tot nog toe is onthouden op grond van het oordeel dat hij niet in die mate arbeidsongeschikt is dat hem zodanige uitkering toekomt en dat dit oordeel berust op de overweging dat [kind] weliswaar beperkingen heeft, maar nog tenminste het minimumloon zou kunnen verdienen.
15. Ofschoon daaruit voortvloeit dat [kind] niet wegens zijn gezondheidstoestand buiten staat is door arbeid een zeker inkomen te verwerven, doet zijn vermogen om aldus geheel of gedeeltelijk in de kosten van eigen levensonderhoud te voorzien gezien het bepaalde in de artikelen 1:392, tweede lid jo. 395a, eerste lid BW niet af aan de onderhoudsverplichting van de vader. Het enkele feit dat een jongmeerderjarige het vooruitzicht op een inkomstenbron als de onderhavige verliest leidt echter niet zonder meer tot verhoging van diens behoefte. Dit geldt te meer in de situatie van [kind], waarin beoordeeld moet worden of een onderhoudsbijdrage welke destijds door zijn ouders is overeengekomen zonder vooruitzicht op een Wajong-uitkering, wegens verhoging van de behoefte niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet.
16. Voor zover de moeder en [kind] zich op het standpunt stellen dat de vader over een aanzienlijk inkomen beschikt, waardoor van hem verlangd kan worden dat hij meer gaat bijdragen in de kosten van [kind], gaat het hof daaraan voorbij. Het hof is van oordeel dat een hoger inkomen aan de zijde van de vader op zichzelf geen grond vormt om de behoefte van [kind] op een hoger bedrag vast te stellen.
17. Ter zitting hebben de moeder en [kind] zich nog op het standpunt gesteld dat de vader zich in het verleden zodanig heeft misdragen jegens [kind], dat er aanleiding is de alimentatie ten behoeve van [kind], ten laste van de vader, te verhogen. Het hof is van oordeel dat deze stelling van de moeder en [kind] geen steun vindt in het recht. Voor de vaststelling van een onderhoudsbijdrage is bepalend de behoefte van de onderhoudsgerechtigde en de draagkracht van de onderhoudsplichtige. Eventuele misdragingen van de onderhoudsplichtige jegens de onderhoudsgerechtigde spelen daarbij rechtens geen rol. Het hof gaat dan ook aan deze stelling van de moeder en [kind] voorbij, hetgeen de overige middelen die [kind] rechtens ten dienste staan om genoegdoening te verkrijgen vanzelfsprekend onverlet laat.
18. De vader heeft, voor het eerst ter zitting in hoger beroep, mondeling verzocht de alimentatie ten behoeve van [kind] op nihil te stellen. Onder verwijzing naar artikel 283 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat op grond van artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is, gaat het hof aan deze niet schriftelijke vermeerdering van het verzoek voorbij.
19. Ter onderbouwing van zijn stelling dat de alimentatie voor [kind] op € 200,- per maand dient te worden vastgesteld, heeft de vader aangevoerd dat rekening gehouden moet worden met de omstandigheid dat [kind] gedurende zijn verblijf in Emergis en het Hostel, kost en inwoning genoot, zonder dat er volgens hem ter zake daarvan kosten zijn opgekomen bij de moeder en/of [kind].
20. Het hof stelt, op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, vast dat het verblijf van [kind] in Emergis en het Hostel slechts voor een beperkte periode is geweest. Het hof is van oordeel dat de behoefte van [kind] niet op basis van een dergelijk verblijf in een voorziening voor crisisopvang vastgesteld kan worden. De stelling van de vader faalt derhalve.
21. Voor zover de vader van oordeel is dat [kind] in staat moet worden geacht in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, overweegt het hof als volgt. Uit de omstandigheid dat [kind] op dit moment een WWB-uitkering ontvangt (en nog in afwachting is van een eventuele WAJONG-uitkering), leidt het hof af dat hij thans niet in staat is in zijn eigen levensonderhoud te voorzien.
22. Uit het vorenstaande volgt dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.
23. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE¬LE HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Mos-Verstraten en Bouritius, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2008.