ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8038

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
155-D-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. Stille
  • J. Plaggemars
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en afwikkeling huwelijkse voorwaarden

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 februari 2008, gaat het om een hoger beroep met betrekking tot de kinderalimentatie en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man, vertegenwoordigd door procureur mr. R.E. Troost, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank te Dordrecht van 29 november 2006. De vrouw, vertegenwoordigd door procureur mr. R.Th.R.F. Carli, heeft incidenteel appel ingesteld en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en een hogere kinderalimentatie vast te stellen.

De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 350,- per maand aan kinderalimentatie moest betalen. De vrouw verzoekt nu om dit bedrag te verhogen naar € 375,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf 17 mei 2006. Het hof oordeelt dat de nieuwe grief van de man met betrekking tot de omvang van de beperkte gemeenschap tardief is en dat de kinderalimentatie moet worden vastgesteld op het door de vrouw verzochte bedrag. Het hof overweegt dat de man niet heeft aangetoond dat hij voldoende bijdraagt aan de kosten van de minderjarige, en dat de vrouw recht heeft op een verhoging van de alimentatie.

Daarnaast is er een geschil over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, waarbij de man stelt dat er geen sprake is van een beperkte huwelijksgemeenschap met betrekking tot de bedrijfswoning. Het hof oordeelt dat de bedrijfswoning tot de beperkte gemeenschap behoort en dat partijen binnen drie weken moeten meedelen of zij een taxateur hebben ingeschakeld voor de waardering van de woning. De zaak omtrent de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden wordt pro forma aangehouden tot 29 maart 2008. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de kinderalimentatie wordt aangepast.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 27 februari 2008
Rekestnummer. : 155-D-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 05-8145
FA RK 06-8633
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. R.E. Troost,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. R.Th.R.F. Carli.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 31 januari 2007 in hoger beroep gekomen van een beschik¬king van de rechtbank te Dordrecht van 29 november 2006.
De vrouw heeft op 16 maart 2007 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 9 april 2007 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof in februari 2007 de stukken uit eerste aanleg ingekomen. Tevens zijn op 26 februari 2007 en 2 januari 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 12 september 2007 een brief, alsmede op 8 januari 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 18 januari 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.R. de Boer-Kühn, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. C.J.W. Tijsseling. De verschenen personen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. De advocaat van de man heeft ter terechtzitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen de overlegging van het aan de pleitnota van de advocaat van de vrouw gehechte stuk.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikking van 17 mei 2006 van de rechtbank te Dordrecht.
• Bij de beschikking van 17 mei 2006 is onder meer tussen de partijen de echtscheiding uitgesproken en is de behandeling van onder meer de definitieve kinderalimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aangehouden.
• Bij de opvolgende - bestreden - beschikking is onder meer een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige bepaald op € 350,- per maand en is partijen voorts bevolen over te gaan tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
De echtscheidingsbeschikking is op 9 juni 2006 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man te betalen kinderalimentatie voor de minderjarige [kind], geboren op [geboortedatum], verder: [kind], die bij de vrouw verblijft. Voorts is in geschil de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
2. De man verzoekt het hof - zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - “primair en subsidiair de bestreden beschikking nietig te verklaren voor wat betreft dat deel vallend onder het rekestnummer FA RK 06-8633 en de vrouw te veroordelen in het betalen aan de man het bedrag van € 90.032,99.”
3. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt incidenteel de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen:
a. dat de man met ingang van 17 mei 2006 zal bijdragen in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige [kind] met een bedrag van € 375,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen en jaarlijks te verhogen met de wettelijke indexering;
b. te bepalen dat de man gehouden is wegens overbedeling aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 101.369,50.
4. De man verzet zich daartegen en verzoekt het hof, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair en subsidiair de bestreden beschikking vernietig te verklaren, het hof begrijpt: te vernietigen, voor wat betreft dat onderdeel vallend onder het rekestnummer FA RK 06-8633 zoals eerder aangegeven, de vrouw te veroordelen in het betalen aan de man het bedrag van € 53.445,08, en de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om een verhoging van de kinderalimentatie.
Kinderalimentatie
5. Het hof zal hieronder eerst de bijdrage in de verzorging en opvoeding van [kind] behandelen.
6. De vrouw stelt dat de rechtbank heeft overwogen dat de premie van de door partijen indertijd ten behoeve van [kind] afgesloten studieverzekering van € 50,- per maand door partijen gedeeld moet blijven worden, doch dat het door de man te betalen deel niet in mindering mag strekken op de kinderalimentatie. Volgens de vrouw heeft de man zijn aandeel in voormelde premie nooit voldaan. Dit aandeel dient derhalve alsnog onder de noemer van de door de man te betalen kinderalimentatie worden gebracht, teneinde de vrouw dienaangaande een executoriale titel te verschaffen, aldus de vrouw.
7. De man stelt zich op het standpunt dat hij - gezien zijn inkomen - reeds voldoende bijdraagt aan de verzorging en opvoeding van [kind]. Volgens de man bedraagt de behoefte van [kind] geen € 375,-, nu de man zelf zorg draagt voor de kleding van [kind] als deze bij hem verblijft. Voorts is de man van mening dat de vrouw stukken omtrent de studieverzekering dient over te leggen.
8. Het hof overweegt als volgt. De man heeft ter terechtzitting desgevraagd niet ontkend dat partijen zijn overeengekomen ieder maandelijks € 25,- ten behoeve van de studie van [kind] te sparen. De man heeft vervolgens ter terechtzitting verklaard dat hij zelf voor [kind] wil gaan sparen. Hij heeft echter niet aangetoond dat en op welke wijze hij feitelijk spaart. Gezien de afspraak omtrent de studieverzekering, waaraan het hof partijen gebonden acht, zal het hof de kinderalimentatie ten behoeve van [kind] conform het verzoek van de vrouw bepalen op € 375,- per maand. Het hof gaat er daarbij vanuit dat de vrouw ook daadwerkelijk hiervan een bedrag groot € 25,- per maand spendeert aan een studieverzekering/spaarregeling ten behoeve van [kind].
9. Nu de man in zijn verweer in incidenteel appel geen bezwaar heeft gemaakt tegen de ingangsdatum van de door de vrouw verzochte alimentatiewijziging, acht het hof het redelijk deze conform het verzoek van de vrouw te stellen op 17 mei 2006.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
10. Van de zijde van de man is bij de mondelinge behandeling in hoger beroep aangevoerd dat er - in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld - ten aanzien van de bedrijfswoning geen sprake is van een beperkte huwelijksgemeenschap, hetgeen door de vrouw wordt betwist.
11. Het hof is van oordeel dat in het stadium waarin het geding zich thans bevindt, geen nieuwe grief van essentiële aard meer kan worden aangevoerd. Het beschouwt deze grief derhalve als tardief. Dit geldt temeer daar de man er in zijn appelschrift en in zijn reactie op het verweer van de vrouw expliciet vanuit gaat dat de woning deel uitmaakte van een beperkte gemeenschap tussen partijen, en zijn advocaat ter terechtzitting bovendien heeft verklaard zich in dezen aan het oordeel van het hof te refereren. Gelet op het vorenstaande stelt het hof vast dat de bedrijfswoning behoort tot een beperkte huwelijksgemeenschap tussen partijen.
12. Uit de stukken en uit hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht, begrijpt het hof dat partijen zich niet verzetten tegen de toebedeling van de bedrijfswoning aan de man, doch tegen het bedrag van de door de rechtbank bepaalde uitkering wegens overbedeling.
Taxatie
13. Tussen partijen is onder meer in geschil of en voor welk bedrag er in het kader van de toedeling van de woning aan de man sprake dient te zijn van een verrekening. Het conflict wordt mede veroorzaakt door het feit dat partijen het niet eens zijn over de waarde van de woning. Partijen is ter terechtzitting in overweging gegeven - mede in verband met de kosten die gepaard gaan met door het hof te benoemen deskundigen - in onderling overleg een taxateur in te schakelen. Nu niet is gebleken dat partijen een andere datum zijn overeengekomen, dient als peildatum voor deze waardering van de woning te gelden 29 november 2006, zijnde de datum waarop de rechtbank de woning aan de man heeft toebedeeld. De advocaten van partijen hebben ter terechtzitting bevestigd dat dit de juiste peildatum is.
14. Partijen dienen het hof binnen drie weken na de datum van deze beschikking mee te delen of zij in onderling overleg een taxateur hebben ingeschakeld, en, mocht dit niet het geval zijn, of het hof één dan wel drie deskundigen dient te benoemen terzake van de waardering van de bedrijfswoning.
Registeraccountant
15. Partijen verschillen voorts van mening omtrent de vraag of en tot welk bedrag door de man gelden vanuit zijn onderneming zijn aangewend ten behoeve van de bouw van de bedrijfswoning, welke gelden volgens de stellingen van de man met de vrouw verrekend dienen te worden. Dit conflict wordt mede veroorzaakt door het feit dat de vrouw onvoldoende inzicht heeft in de financiële positie van de man per peildatum. Voorts is de vrouw van mening dat alleen de laatste van de drie door de man in zijn appelschrift gemelde hypothecaire leningen is aangegaan ten behoeve van de echtelijke woning en dat uit het door de man overgelegde kostenoverzicht met betrekking tot die woning onder meer niet valt af te leiden of deze uitgaven zijn gedaan ten behoeve van de woning, het bedrijf van de man of beide. Tevens is in geschil de verrekening van vermogen van de vrouw dat volgens haar stelling via door haar aangeschafte auto’s van het merk Mercedes is overgeheveld naar de man.
16. Gelet op het onder overweging 15 overwogene en de daarmee samenhangende vaststelling van eventuele over- respectievelijk onderbedeling van partijen is hen ter terechtzitting in overweging gegeven - mede in verband met de kosten die gepaard gaan met door het hof te benoemen deskundigen - in onderling overleg een registeraccountant in te schakelen.
17. Partijen dienen het hof binnen drie weken na de datum van deze beschikking mee te delen of zij in onderling overleg een registeraccountant hebben ingeschakeld, en, mocht dit niet het geval zijn, of het hof één dan wel drie deskundigen dient te benoemen terzake van onderzoek naar de financiële positie van de man.
18. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze het bedrag van de kinderalimentatie betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt - met wijziging van de bestreden beschikking - de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie met ingang van 17 mei 2006 op € 375,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen en jaarlijks te verhogen met de wettelijke indexering, voor het eerst per 1 januari 2007;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat partijen binnen drie weken na de datum van deze beschikking aan het hof meedelen of zij in onderling overleg een taxateur hebben ingeschakeld, en, mocht dit niet het geval zijn, of het hof één dan wel drie deskundigen dient te benoemen terzake van de waardering van de bedrijfswoning per 29 november 2006;
bepaalt dat partijen binnen drie weken na de datum van deze beschikking aan het hof meedelen
of zij in onderling overleg een registeraccountant hebben ingeschakeld, en, mocht dit niet het geval zijn, of het hof één dan wel drie deskundigen dient te benoemen terzake van onderzoek naar de financiële positie van de man;
houdt de zaak omtrent de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden pro forma aan tot 29 maart 2008;
houdt iedere verdere beslissing in dezen aan;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Stille en Plaggemars, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2008.