ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8077

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C06/515
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.G. Beyer-Lazonder
  • A.L.G.A. Stille
  • T.L. Tan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Vereniging van Eigenaren Appartementen Centrum Aquadelta tegen [geïntimeerde] over renovatiekosten

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van Appartementen Centrum Aquadelta en een individuele appartementseigenaar, aangeduid als [geïntimeerde]. De VvE heeft een renovatieplan gepresenteerd met een geraamde kosten van € 3.120.769,05, waarvan een deel aan [geïntimeerde] in rekening is gebracht. De VvE heeft op 17 mei 2003 een besluit genomen om de renovatie uit te voeren, maar [geïntimeerde] heeft dit besluit niet aangevochten binnen de gestelde termijn van één maand. De rechtbank heeft de vorderingen van de VvE in eerste aanleg afgewezen, omdat de VvE haar stellingen onvoldoende had onderbouwd.

In hoger beroep heeft het hof overwogen dat [geïntimeerde] niet als partij kan worden aangemerkt in de eerdere procedures die door andere appartementseigenaren tegen de VvE zijn gevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat het besluit van de VvE bindend is voor [geïntimeerde], omdat hij niet tijdig heeft gereageerd. De VvE heeft echter niet aangetoond dat de kosten die aan [geïntimeerde] zijn doorberekend, in overeenstemming zijn met de regels van het splitsingsreglement. Het hof concludeert dat de VvE de gevorderde bijdrage in de renovatiekosten niet kan baseren op het besluit van 17 mei 2003, omdat er geen duidelijk besluit is genomen over de verdeling van de kosten.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van de VvE af, met veroordeling van de VvE in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie door appartementseigenaren in het kader van besluiten van de VvE en de noodzaak om kostenverdelingen duidelijk vast te leggen in overeenstemming met het splitsingsreglement.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Rolnummer : 06/515
Rolnummer Rechtbank : 69/05
arrest van de negende civiele kamer d.d. 28 maart 2008
inzake
de Vereniging van Eigenaren Appartementen Centrum Aquadelta,
gevestigd te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland,
appellante,
hierna te noemen: de VvE,
procureur: mr. P.S. Kamminga,
tegen
Beschier [geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. L.M. Bruins .
Het geding
Bij exploot van 28 maart 2006 is [geïntimeerde] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 4 ja¬nuari 2006 van de rechtbank Middelburg, sector civiel, tussen partijen gewezen. Bij memorie van grieven (met producties) heeft de VvE drie grieven tegen het vonnis aangevoerd. [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden. Tot slot hebben partijen onder overlegging van de stukken arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. De rechtbank heeft onder 2 van het vonnis feiten vast gesteld. Hiertegen is in hoger beroep niet opgekomen, zodat deze feiten in hoger beroep tussen partijen vast staan.
2. Het gaat om het volgende.
2.1 Het appartementencomplex Centrum Aquadelta (verder het complex) maakt onderdeel uit van het Recreatiepark Aquadelta te Bruinisse. Het complex is omstreeks 1980 gebouwd en bestaat uit 275 appartementsrechten. Hiervan zijn 185 appartementsrechten eigendom van Aquadelta Beheer B.V. II (verder Aquadelta). De overige 90 appartements¬rechten zijn eigendom van individuele eigenaren. [geïntimeerde] is zo’n individuele appartements¬eigenaar. Dit appartement is kadastraal aangeduid als […].
2.2 De appartementsrechten zijn ontstaan door overschrijving in de openbare registers van het afschrift van de op 7 juli 1978 verleden notariële splitsingsakte. Van deze akte maakt het “Reglement van splitsing van eigendom “ (verder het reglement) deel uit.
2.3 Aquadelta is administrateur van de VvE. In die hoedanigheid heeft zij plannen voor een renovatie van het complex ontwikkeld. De kosten hiervan zijn begroot op € 3.120.769,05 inclusief BTW.
2.4 Zij heeft deze plannen in de vergadering van appartementseigenaren van 15 maart 2003 gepresenteerd. In deze vergadering is een renovatiecommissie ingesteld, die een aantal bezuinigingen met betrekking tot het plan heeft voorgesteld.
2.5 Voor de vergadering van 17 mei 2003 heeft de administrateur aan de appartements¬eigenaren een kostenoverzicht van de renovatie met verdeelsleutels voor de verdeling van de kosten over de eigenaren toegezonden. In de vergadering van 17 mei 2003 is het voorstel voor de voorgestelde renovatie aangenomen. In de notulen staat voorzover van belang het volgende vermeld:
“De voorzitter stelt voor het navolgende in stemming te brengen:
Uitvoeren van de renovatieplannen voor het maximale bedrag van € 2.788.495,-- exclusief BTW. (…) ¾ van het quorum dient voor te stemmen, te weten 185 1/2 stem en er zijn 194 stemmen voor uitgebracht, hetgeen inhoudt dat het voorstel aangenomen is.(…)”.
2.6 De VvE heeft bij factuur van 15 juli 2003 aan [geïntimeerde] het bedrag van € 18.912,72 in rekening gebracht. Dit bedrag is gebaseerd op voormelde verdeelsleutels.
2.7 Een aantal appartementseigenaren - [geïntimeerde] maakte hiervan geen deel uit - hebben de rechtbank Middelburg, sector kanton, locatie Zierikzee, verzocht het besluit van 17 mei 2003 (verder het besluit) nietig te verklaren dan wel te vernietigen. Bij beschikking van 28 oktober 2003 heeft de rechtbank het verzoek tot vernietiging afgewezen.
2.8 Op het tegen die beschikking ingestelde hoger beroep heeft dit hof bij beschikking van
2 juli 2004 de bestreden beschikking bekrachtigd. Het door voormelde eigenaren ingestelde cassatie¬beroep is op 21 juni 2005 ingetrokken.
2.9 De VvE heeft op 29 december 2004 conservatoir beslag gelegd op het appartementsrecht van [geïntimeerde].
2.10 In eerste aanleg heeft de VvE gevorderd dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot beta¬ling van het bedrag van € 18.912,72, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2003, een bedrag van € 771,47 aan advocaatkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2004, met kosten, waaronder beslagkosten.
2.11 De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen, omdat - kort gezegd - de VvE haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd.
3.1 Met grief I komt de VvE op tegen het oordeel van de rechtbank, dat alleen beslissingen die in een eerder geschil tussen dezelfde partijen gegeven zijn bindende kracht hebben en dat, nu [geïntimeerde] geen partij is geweest bij de procedures, die een groep eigenaren tegen de VvE heeft gevoerd bij de rechtbank te Middelburg en het hof te ’s-Gravenhage, de in die procedures gegeven beslissingen niet tegen hem kunnen worden ingeroepen. In de toe¬lich¬ting op deze grief voert de VvE het volgende aan. Bij de procedure bij het hof te ’s-Gra¬ven¬hage hebben 31 eigenaren, waaronder [geïntimeerde], als belanghebbenden een aanvullend verzoekschrift ingediend bij het hof, waarin zij de stellingen van appellanten onderschrijven en naar voren brengen dat zij zich willen aansluiten als procespartijen. Daarom hebben de beslissingen in de beschikking van het hof ook voor [geïntimeerde] bindende kracht. Voorts miskent de rechtbank de regeling neergelegd in artikel 5:130 BW. Aangezien [geïntimeerde] zich niet binnen één maand bij de kantonrechter heeft vervoegd ter vernietiging van het besluit, is dit besluit onaantastbaar geworden. [geïntimeerde] heeft het voorgaande gemotiveerd bestreden.
3.2 Het hof overweegt als volgt.
Naar vast staat heeft [geïntimeerde] niet binnen één maand nadat het besluit op 17 mei 2003 was genomen een verzoek tot nietigverklaring dan wel vernietiging bij de rechtbank ingediend, zodat hij niet in de positie was van de beschikking van 28 oktober 2003 in appel te gaan. Op [geïntimeerde]s verzoek hem aan te merken als procespartij heeft het hof kennelijk niet beschikt. Zijn voegen als belanghebbende in de appelprocedure maakt niet dat hij daardoor alsnog tot de wederpartij is gaan behoren en dat hetgeen in die procedure is overwogen en beslist voor hem langs die weg bindende kracht heeft gekregen. Het besluit is evenwel voor hem toch bindend, omdat de door andere appartementseigenaren gevoerde procedures niet tot nietig¬verklaring of vernie¬tiging van het besluit hebben geleid en het besluit daarmee definitief is geworden. Grief I faalt.
4.1 Met de grieven II en III komt de VvE op tegen het oordeel van de rechtbank, dat de VvE haar stellingen dat het om kosten van normaal beheer gaat en dat [geïntimeerde] ondanks het bepaalde in artikel 37 lid 8 van het reglement (eigenaar die geen voordeel heeft van een maat¬regel is niet gehouden in de kosten daarvan bij te dragen) dient bij te dragen, onvol¬doende heeft onderbouwd en de beslissing tot afwijzing van de vordering. In de toelichting voert de VvE aan, dat het hier gaat om een besluit van de vergadering van eigenaren, inhoudende de renovatie van het gebouw. Van dit besluit maakt deel uit het kostenoverzicht met de specificatie van de rubrieken waaraan de kosten zullen worden besteed en een verdeelsleutels voor de verdeling van de kosten onder de eigenaren. [geïntimeerde] heeft dit besluit niet aangevochten en is daarom gehouden in de kosten bij te dragen conform het gevorderde bedrag. Voorts voert de VvE aan, dat de beantwoording van de vraag of de kosten van de renovatie onder normaal beheer vallen is voorbehouden aan de rechter die over een verzoek tot vernietiging moet oordelen. Die vraag kan niet via een omweg en met omzeiling van de rechtsgang van artikel 5:130 BW aan de rechter, die moet oordelen over de verschuldigdheid van de bijdrage, worden voorgelegd. In het onderhavige geval heeft de rechter in het kader van de rechtsgang van artikel 5:130 BW onherroepelijk geoordeeld dat het hier gaat om kosten van normaal beheer. Vervolgens bespreekt de VvE voor het geval het hof er anders over denkt de vragen of het kosten voor normaal beheer betreft en of de gefactureerde bedragen moeten worden gezien als de extra voorschotbijdragen als bedoeld in artikel 37
lid 7 van het reglement, welke vragen de VvE positief beantwoordt.
4.2 Het hof stelt voorop dat blijkens het onder 2.5 geciteerde deel van de notulen wel het besluit is genomen tot renovatie over te gaan voor het bedrag van in totaal € 2.788.495,-, maar geen besluit is genomen ten aanzien van de verdeling van kosten over de appar¬tementseigenaren. Weliswaar staat op bladzijde 5 onder III een onduidelijke opmerking over de verdeling van de kosten, maar dit maakt niet dat daarmee aangenomen kan worden dat een besluit is genomen over de van het splitsingsreglement afwijkende kostenverdeling. Anders dan de VvE meent, maakt deze verdeling dan ook geen deel uit van het besluit. Om die reden kan de VvE de van [geïntimeerde] gevorderde bijdrage in de renovatiekosten niet baseren op dit besluit. Vervolgens rijst de vraag of [geïntimeerde] op andere gronden gehouden is deze extra bijdrage te voldoen. Artikel 23 van het reglement bepaalt onder meer tot welke aandelen (tellers en noemers) de eigenaars gerechtigd zijn in de gebouwen en dat de eigenaars overeenkomstig die aandelen verplicht zijn bij te dragen in gemeenschappelijke schulden en kosten, zodat [geïntimeerde] in beginsel op deze grond gehouden zou kunnen worden te betalen. Tussen partijen is niet in geschil, dat de VvE bij het bereke¬nen van de kosten van het renovatiebesluit een van artikel 23 afwijkende berekenings¬wijze heeft gehanteerd. Deze afwijkende berekeningswijze is gebaseerd op het als productie 3 bij inleidende dagvaarding overge¬legde kostenoverzicht. [geïntimeerde] heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep naar voren gebracht dat de op dit kostenoverzicht gebaseerde factuur van € 18.912,72 als gevolg van de strijdigheid met artikel 23 onjuist is berekend. Daarin heeft [geïntimeerde] gelijk. Het moge zo zijn, dat de meeste appartementseigenaren de van artikel 23 afwijkende in rekening gebrachte bijdrage hebben geaccepteerd, dit neemt niet weg dat deze bijdrage niet dwingend kan worden opgelegd. [geïntimeerde] zal moeten bijdragen in de kosten van de renovatie, maar dan wel volgens de regels van artikel 23 van het reglement. Nu de factuur geen inzicht geeft in de bijdrage, die [geïntimeerde] conform de verdeling van de kosten volgens artikel 23 zou moeten betalen, kan het gevorderde bedrag niet worden toegewezen.
4.3 Het voorgaande leidt er toe, dat het hof niet toekomt aan de bespreking van de vraag of het om kosten van normaal beheer gaat en of hierop alsnog ingegaan zou mogen dan wel moeten worden, of sprake is van een situatie waarop artikel 37 lid 8 van het reglement (de eigenaar die van de renovatiemaatregelen geen voordeel trekt, is niet verplicht in de kosten bij te dragen) met betrekking van [geïntimeerde] van toepassing is en of het mogelijk is de aan het renovatieplan verbonden kosten als extra bijdrage in rekening te brengen.
5. Voorzover de VvE met grief III ook opkomt tegen de afwijzing van de gevorderde betaling van proceskosten/advocaatkosten in verband met een geschil dat eerder tussen partijen heeft gediend overweegt het hof dat de VvE in haar memorie van grieven geen argumenten naar voren heeft gebracht anders dan verwijzen naar hetgeen zij in eerste aanleg heeft aangevoerd. Met name heeft zij niet aangegeven in welk opzicht de rechtbank onjuist zou hebben geoordeeld, zodat het hof niet op mogelijk bij de VvE bestaande bezwaren kan ingaan. De grieven II en III falen.
6. De slotsom is dat het hoger beroep niet slaagt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. hierbij past een veroordeling van de VvE in de kosten van de procedure in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van 4 januari 2006 van de rechtbank Middelburg, sector civiel, tussen partijen gewezen.
- veroordeelt de VvE in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden bepaald op € 1.190,- , waarvan te voldoen:
a) aan de griffier van het hof € 222,- voor in debet gesteld griffierecht en € 894,- voor salaris van de procureur, waarmee de griffier zal dienen te handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv.;
b) aan [geïntimeerde] € 74,- voor niet in debet gesteld griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. Beyer-Lazonder, A.L.G.A. Stille en T.L. Tan en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2008 in aanwezigheid van de griffier.