GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 27 februari 2008
Rekestnummer : 922-R-07
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 06-3025
[De zoon],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de PI [naam PI] te [plaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de zoon,
procureur mr. W. Heemskerk,
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De zoon is op 5 juli 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 11 april 2007. Op 2 augustus 2007 heeft de zoon een aanvullend beroepschrift ingediend.
De vader heeft op 10 augustus 2007 een verweerschrift ingediend.
Op 15 februari 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de zoon, mr. P. van den Berg, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. N.A. de Graaf. De zoon is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De vader en de raadslieden van partijen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij de rechtbank het verzoek van de zoon tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie van € 150 per maand, heeft afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De vader betoogt dat de zoon niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in primair zijn hoger beroep en subsidiair zijn aanvullend hoger beroep, nu hij zijn hoger beroep heeft ingesteld op nader aan te voeren gronden en de zoon de nadere gronden eerst na het verstrijken van de hoger beroeptermijn heeft ingediend. Nu de zoon weet, althans kan weten dat het niet voldoen aan vormvoorschriften tot niet-ontvankelijkheid leidt, dient hij in de kosten van deze procedure te worden veroordeeld.
2. Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 359 j° artikel 278 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het hoger beroepschrift de gronden te bevatten waarop het hoger beroep berust, hetgeen wil zeggen dat uit dat beroepschrift duidelijk en met redenen omkleed moet blijken waarop de appellant zijn verzoek baseert. Aan voorgaand vereiste voldoet het beroepschrift zoals ingediend op 5 juli 2007 niet, zodat de zoon in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit oordeel wordt niet anders door de indiening door de zoon van een “aanvullend” beroepschrift eerst op 2 augustus 2007 houdende de gronden voor het hoger beroep, nu niet is gesteld en evenmin is gebleken dat aan de zoon een nadere termijn is gegeven voor een zodanige aanvulling van het eerstgenoemde beroepschrift en de “aanvulling met gronden” ter griffie van het hof is ontvangen na het verstrijken van de beroepstermijn. Feiten en/of omstandigheden die het hof tot een ander oordeel zouden nopen zijn evenmin gesteld of gebleken.
3. Het hof zal voorts het verzoek van de vader om een veroordeling van de zoon in de kosten van deze procedure toewijzen op de gronden waarop dit verzoek is gedaan. Hierbij merkt het hof op dat het de raadsman van de zoon zal sieren als hij deze de kosten voor eigen rekening neemt, nu niet is gebleken dat de oorzaak van de veroordeling aan de zoon in persoon dient te worden toegerekend.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
verklaart de zoon niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
veroordeelt de zoon in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de vader begroot op € 2.039,-, gespecificeerd als volgt: salaris procureur aan de hand van de liquidatietarieven: € 1.788,- en het griffierecht van € 251,-;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de kostenveroordeling.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Mos-Verstraten en Bos, bijgestaan door mr. van Elden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2008.