ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8152
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Th.W.H.E. Schmitz
- M.A.F. Tan-de Sonnaville
- A.G. Beets
- Rechtspraak.nl
Uitleg maatschapscontract tussen vader en zoon in landbouwbedrijf
In deze zaak gaat het om de uitleg van een maatschapscontract tussen een vader en zijn zoon, die samen een landbouwbedrijf hebben geëxploiteerd. De zoon is in hoger beroep gekomen van eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank oordeelde dat de zoon niet gerechtigd was tot de waardestijging van de activa van de maatschap. De zoon had zeven grieven ingediend tegen deze vonnissen, terwijl de vader drie grieven had ingediend in een voorwaardelijk incidenteel appel. De kern van het geschil betreft de vraag of de zoon naast zijn recht op 50% van de winst ook recht heeft op de waardestijging van de activa van de maatschap, zoals vastgelegd in artikel 3 lid 4 van het maatschapscontract. De vader betwist dit en stelt dat hij alleen het gebruik van zijn goederen heeft ingebracht.
Het hof heeft vastgesteld dat de zoon niet in zijn bewijsvoering is geslaagd en dat de uitleg van het contract niet leidt tot de conclusie dat de zoon recht heeft op de waardestijging van de activa. De verklaringen van getuigen, waaronder die van de boekhouder, ondersteunen de stelling van de vader dat de maatschap niet is aangegaan met het oog op een toekomstige bedrijfsopvolging. Het hof concludeert dat de zoon niet meer dan het gebruik van de activa heeft ingebracht in de maatschap en dat de vader juridisch eigenaar blijft van de activa. De grieven van de zoon worden verworpen, en het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank.