ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8827

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-H-06
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. van Nievelt
  • J. Mulder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie en draagkracht in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 maart 2008, betreft het hoger beroep van een moeder tegen een eerdere beschikking over kinderalimentatie voor haar kind, [kind 1]. De moeder, wonende in Noord-Ierland, heeft de vader, die in Nederland woont, aangeklaagd om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind. De zaak is eerder behandeld, waarbij het hof in eerdere beschikkingen de verblijfplaats van [kind 1] bij de moeder heeft vastgesteld en een deskundige heeft benoemd om bemiddelingsgesprekken te voeren. De moeder heeft financiële gegevens overgelegd, waaruit blijkt dat haar inkomen op bijstandsniveau ligt, terwijl de vader een bruto inkomen van € 34.398,- per jaar heeft. Het hof heeft de behoefte van [kind 1] vastgesteld op € 300,- per maand, waarbij de moeder geen draagkracht heeft om bij te dragen aan deze kosten. De vader is verantwoordelijk voor de volledige behoefte van [kind 1], voor zover zijn draagkracht dat toelaat. Het hof heeft de alimentatie vastgesteld op € 133,- per maand per kind, rekening houdend met de financiële situatie van beide ouders en de omgangskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het overige in hoger beroep verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 19 maart 2008
Rekestnummer : 05-H-06
Rekestnr. rechtbank : 05-2841
[appellante],
wonende te [adres], Noord-Ierland,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. E. Grabandt,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [adres],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Als informant is aangemerkt:
de raad voor de kinderbescherming,
vestiging Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
VERDERE PROCESVERLOOP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn beschikkingen van 2 augustus 2006 en 4 juli 2007, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij de beschikking van 2 augustus 2006 heeft het hof drs. J.A.M. Hendriks tot deskundige benoemd. Deze deskundige diende bemiddelingsgesprekken met partijen te voeren in het kader van de verblijfplaats van [kind 1] en te rapporteren indien partijen geen overeenstemming wisten te bereiken over de verblijfplaats. Iedere verdere beslissing is aangehouden. De zaak is daarna verschillende malen pro forma aangehouden, voor het laatst tot 26 mei 2007. Bij de opvolgende beschikking van 4 juli 2007 heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd voor zover daarbij de verblijfplaats van [kind 1] is bepaald bij de vader en heeft het hof bepaald dat [kind 1] de gewone verblijfplaats zal hebben bij de moeder. Voorts zijn de kosten van de deskundige vastgesteld op € 3.916,50. Ten slotte is bepaald dat partijen aan het hof doen toekomen de in rechtsoverweging 10 vermelde financiële stukken ten behoeve van de vaststelling van een eventuele bijdrage ten laste van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1]. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
Nadien zijn, volgens afspraak ter zitting, de volgende stukken bij het hof ingekomen:
- van de zijde van de moeder bij brief van 23 juli 2007 de gevraagde financiële stukken;
- van de zijde van de vader bij brieven 7 augustus 2007, 3 januari 2008 en 4 januari 2008 de gevraagde financiële stukken.
Voorts zijn van de zijde van de vader bij het hof op 8 februari 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 8 februari 2008 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn: mr. P.A. Montagne-Helmig, de advocaat van de moeder, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.J.A. Verseveld. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De vader en de raadslieden hebben het woord gevoerd.
Nadien zijn, volgens afspraak ter zitting, de volgende stukken bij het hof ingekomen:
- van de zijde van de vader bij brief van 12 februari 2008 aanvullende financiële stukken.
VERDERE BEOORDELING VAN HOGER BEROEP
1. In geschil zijn ten aanzien van de kinderalimentatie ten behoeve van [kind 1], de behoefte van [kind 1], het aandeel van ieder van de ouders daarin en de draagkracht van de vader.
Behoefte
2. De moeder stelt dat het nog niet mogelijk is goed inzicht te verschaffen in de behoefte van [kind 1] indien hij in [land] woont, maar dat de kosten van een kind in [land] vergelijkbaar zijn met de kosten van een kind van dezelfde leeftijd in Nederland.
3. De vader stelt zich op het standpunt dat de behoefte van [kind 1] dient te worden vastgesteld op basis van het netto inkomen van partijen ten tijde van het huwelijk, dan wel aan de hand van zijn inkomen, indien dit het voormalige gezinsinkomen te boven gaat. Nu de moeder geen inzicht heeft verschaft in haar netto inkomen ten tijde van het huwelijk van partijen kan vooralsnog het voormalige gezinsinkomen niet worden vastgesteld, zodat dient te worden uitgegaan van het huidige netto inkomen van de vader, dat thans gemiddeld € 1.850,- per maand bedraagt.
4. Het hof zal, onder verwijzing naar overweging 8 van zijn beschikking van 2 augustus 2006, de behoefte van [kind 1] bepalen op € 300,- per maand.
Eigen aandeel
5. Het hof overweegt als volgt. Uit de door de moeder overgelegde financiële gegevens blijkt dat zij een inkomen heeft op bijstandniveau. Haar draagkracht is derhalve nihil, zodat van haar niet kan worden verwacht dat zij bijdraagt in de behoefte van [kind 1]. Dat, naar de vader stelt, de verhouding van zijn netto inkomen tot het netto inkomen van de moeder 72%-28% is, is derhalve niet relevant. Gelet op het vorenstaande komt de behoefte van [kind 1] volledig ten laste van de vader, voor zover zijn draagkracht dat toelaat.
Draagkracht vader
Inkomen
6. Bij het vaststellen van de draagkracht van de vader gaat het hof uit van een bruto inkomen van € 34.398,-, zoals blijkt uit zijn jaaropgave 2007 en ook zijn jaaropgave 2006, met dien verstande dat het inkomen genoemd in de jaaropgave 2006 tevens omvat een bedrag van circa € 2.500,- bruto, afkomstig uit het verloftegoed dat de vader heeft opgebouwd in het kader van de levensloopregeling en dat hij, naar gesteld, vanwege zijn financiële verplichtingen heeft laten uitbetalen. Vanwege het incidentele karakter van deze uitbetaling zal het hof hiermee geen rekening houden.
Lasten
7. Omdat [kind 1] niet meer bij de vader woont, past het hof op de vader de norm voor een alleenstaande toe. Het hof houdt voorts rekening met een eigenwoningforfait van € 1.474,- per jaar en met de aftrekbare rente op een hypothecaire geldlening van € 9.200,- per jaar, zoals blijkt uit de door de vader bij brief van 7 augustus 2007 ingebrachte draagkrachtberekening. Het hof neemt de volgende maandlasten van de vader in aanmerking: € 766,67 rente op een hypothecaire geldlening, € 30,- premie levensverzekering en de premie ziektekostenverzekering ad € 129,-. Het hof merkt op dat de moeder voornoemde financiële gegevens van de vader niet (langer) betwist. Tussen partijen zijn de volgende lasten nog in geschil.
- bijdrage [kind 2]
8. De vader stelt dat, indien hij voor [kind 2] € 300,- dient te blijven voldoen, hij geen draagkracht heeft voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en, indien niet wordt uitgegaan van voormelde bijdrage ten behoeve van [kind 2], hij in staat is om € 85,- per kind per maand te voldoen.
9. De moeder heeft verzocht om bijstelling van de bijdrage ten behoeve van [kind 2] vanwege fiscale redenen.
10. Het hof overweegt als volgt. Bij tussenbeschikking van 2 augustus 2006 heeft dit hof de bijdrage ten behoeve van [kind 2] bepaald op € 300,- per maand. Deze vaststelling is een eindbeslissing, waarvoor geldt dat daarvan in beginsel in de verdere loop van het geding niet meer kan worden teruggekomen, en dat zij slechts kan worden bestreden door aanwending van een bij de wet aangegeven rechtsmiddel. Het hof ziet op hierna te noemen gronden echter voldoende aanleiding om een uitzondering te maken op deze regel. Het hof neemt hiertoe ten eerste in aanmerking dat bij de bepaling van de bijdrage ten behoeve van [kind 2] destijds nog geen rekening kon worden gehouden met een eventuele bijdrage ten behoeve van [kind 1], nu [kind 1] op dat moment feitelijk bij de vader verbleef. Thans verblijven ingevolge de beschikking van dit hof van 4 juli 2007 zowel [kind 2] als [kind 1] bij de moeder. Het hof heeft in de beschikking van 2 augustus 2006 dan ook bedoeld een voorwaardelijke bijdrage te bepalen in afwachting van de beslissing over de verblijfplaats van [kind 1]. Ten tweede acht het hof het vanwege proceseconomische redenen niet opportuun om zich te binden aan de eerdere vaststelling van de bijdrage ten behoeve van [kind 1]. Het hof zou ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad in dat geval genoodzaakt zijn onafhankelijk van de reeds bestaande bijdrage ten behoeve van [kind 2] de bijdrage ten behoeve van [kind 1] vast te stellen, hetgeen partijen zou nopen tot een aanvullende procedure teneinde de bijdrage van [kind 2] opnieuw te laten vaststellen. Gelet hierop zal het hof thans zowel de bijdrage ten behoeve van [kind 2] als [kind 1] vaststellen.
- Omgangskosten
11. De vader stelt dat de omgangskosten circa € 1.800,- in totaal per jaar bedragen.
12. De moeder stelt dat de omgangskosten dienen te worden bepaald op circa € 1.500,- per jaar.
13. Het hof gaat ervan uit dat beide partijen de omgangsregeling zullen blijven naleven en zal de omgangskosten dan ook gelijk verdelen over partijen. Het hof acht de stelling van de vader dat de kosten van het vliegverkeer sterk variëren en mede afhankelijk zijn van het tijdstip waarop wordt vluchten worden geboekt aannemelijk en zal de omgangskosten om die reden bepalen op € 900,- per jaar.
14. Uit dit alles volgt dat de draagkracht van de vader een alimentatie toelaat van € 133,- per maand per kind.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bepaalt, in aanvulling op de bestreden beschikking, de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [kind 2] en [kind 1], met ingang van heden op € 133,- per maand per kind, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking ten aanzien van de kinderalimentatie uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, van Nievelt en Mulder, bijgestaan door mr. van Elden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2008.