ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8847

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
087-R-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • A. van den Wildenberg
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Relatieve onbevoegdheid leidt in hoger beroep alsnog tot verwijzing naar andere rechtbank

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek tot ondercuratelestelling. De vader, verzoeker in hoger beroep, had op 22 januari 2007 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 3 november 2006, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om het verzoek tot ondercuratelestelling te behandelen. De betrokkene, die in Iran verblijft, heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen op de zitting van 30 januari 2008, waar de vader en zijn advocaat, mr. M. Huisman, het woord voerden.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader primair verzoekt om de bestreden beschikking te vernietigen en de betrokkene onder curatele te stellen, met benoeming van de vader tot curator. Subsidiair verzoekt de vader om, indien het hof van oordeel is dat de betrokkene zijn woonplaats heeft verloren, het verzoek op grond van artikel 269 Rv te verwijzen naar de rechtbank te 's-Gravenhage. De vader stelt dat de betrokkene niet in staat is om voor zichzelf te zorgen en dat hij ernstige psychiatrische problemen heeft, zoals vastgesteld door zijn huisarts in 2002.

Het hof overweegt dat de rechter ambtshalve moet toetsen of hij rechtsmacht heeft. De vader heeft aangetoond dat hij zijn woonplaats in Nederland heeft, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Vervolgens heeft het hof beoordeeld welke rechter relatief bevoegd is. Op basis van artikel 266 Rv is de rechter van de woonplaats van de betrokkene bevoegd. Aangezien de betrokkene geen woonplaats in Nederland heeft, is de rechter te 's-Gravenhage relatief bevoegd. Het hof heeft daarom besloten de zaak te verwijzen naar de rechtbank te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.

De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt vernietigd en de zaak wordt verwezen naar de rechtbank te 's-Gravenhage, waar deze verder zal worden afgedaan. Deze beschikking is gegeven door de rechters M. Mink, A. van den Wildenberg en F. Fockema Andreae-Hartsuiker, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 19 maart 2008
Rekestnummer : 087-R-07
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 06-2357
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. E. Grabandt.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats], doch thans verblijvende te [woonplaats], Iran
hierna te noemen: de betrokkene.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 22 januari 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 3 november 2006.
De betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
Op 30 januari 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Huisman. De betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De vader en zijn advocaat hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank te Rotterdam. Bij die beschikking heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het verzoek tot ondercuratelestelling.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek tot ondercuratelestelling van betrokkene.
2. De vader verzoekt primair de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw beschikkende, de betrokkene alsnog onder curatele te stellen met benoeming van de vader tot curator. Subsidiair verzoekt de vader, in het geval het hof van oordeel is dat betrokkene zijn woonplaats wel heeft verloren, het oorspronkelijke verzoek in de stand waarin dit zich bevindt op grond van artikel 269 Rv te verwijzen naar de rechtbank te ’s-Gravenhage.
3. De vader stelt zich op het standpunt dat betrokkene niet in staat is (en was) zodanig zijn wil te bepalen dat dat moet leiden tot het in artikel 1:11 Burgerlijk Wetboek (BW) gestelde, namelijk dat een natuurlijk persoon zijn woonstede verliest door daden waaruit zijn wil blijkt om haar prijs te geven. Betrokkene is niet in staat om voor zichzelf te zorgen. De huisarts van betrokkene heeft reeds in 2002 geconstateerd dat hij ernstige psychiatrische problemen heeft en psychotisch is. Betrokkene heeft zich niet gewend tot enige hulpverlening. Van de geestesgesteldheid van betrokkene zijn verklaringen overgelegd, welke echter niet recent zijn. Uit de overgelegde verklaringen blijkt voldoende dat betrokkene iemand is die paranoïde en psychotisch is, die vlucht om aan onheil te ontkomen en die niet in staat is om een adequate inschatting te maken van de gevolgen van zijn handelen. De vader wijst erop dat inzake curatele en andere beschermende maatregelen ten aanzien van meerderjarigen nationaliteitsaanknoping (nog steeds) uitgangspunt is.
4. Het hof overweegt als volgt. Op grond van de wet dient de rechter ambtshalve te toetsen of hem in een concreet geval rechtsmacht toekomt. De vader heeft op 15 september 2006 bij de rechtbank te Rotterdam een verzoekschrift ingediend tot ondercuratelestelling van betrokkene, met benoeming van zichzelf tot curator. Ingevolge artikel 3, aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna Rv, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht in zaken die bij verzoekschrift moeten worden ingeleid, indien de verzoeker in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. Nu de vader de verzoeker is en hij, blijkens het door hem overgelegde uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.
5. Voorts moet worden bezien welke rechter relatief bevoegd is. Ingevolge artikel 266 Rv is dit in zaken betreffende – onder meer – curatele de rechter van de woonplaats, of bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijke verblijf van degene wiens curatele het betreft. Artikel 269 Rv bepaalt dat bij gebreke van een woonplaats, alsmede van een (eigen) werkelijk verblijf van betrokkene relatieve bevoegdheid toe komt aan de rechter te ’s-Gravenhage. Het hof zal de zaak daarom verwijzen naar de rechtbank te ’s-Gravenhage voor een inhoudelijke behandeling.
6. Dit brengt met zich dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en dat de zaak zal worden verwezen naar de rechtbank te ‘s-Gravenhage teneinde verder te worden afgedaan.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
verwijst de zaak naar de rechtbank te ‘s-Gravenhage teneinde met in achtneming van de beschikking van het hof verder te worden afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Van den Wildenberg en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Steenks als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2008.