ECLI:NL:GHSGR:2008:BC9222

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000907-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J. Wurzer
  • D. Jalink
  • F.C.V. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling na caféruzie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 10 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, gepleegd na een ruzie in een café, waarbij hij met een kettingslot drie personen opzettelijk heeft geraakt en pijn heeft bezorgd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof heeft vastgesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en heeft de verdachte vrijgesproken van dat onderdeel van de tenlastelegging. Het hof heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overige tenlastegelegde feiten van mishandeling. De advocaat-generaal had gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding zou worden toegewezen, en het hof heeft besloten om een bedrag van EUR 200,- toe te kennen aan de benadeelde partij. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de verdachte de voorwaarden niet had geschonden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000907-07
Parketnummer(s): 09-900868-06 en 09-658569-05 (tul)
Datum uitspraak: 10 april 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
5 februari 2007 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
NAAM VERDACHTE,
geboren te op ,
adres:
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 maart 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1a primair, 1b, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met een bijzondere voorwaarde, zoals in het vonnis nader omschreven. Voorts heeft de politierechter een beslissing gegeven omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals in het vonnis nader omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1a is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Met name acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachtes (al dan niet voorwaardelijk) opzet was gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1b, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1b, 2 en 3 bewezenverklaarde:
Mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op een avond na een caféruzie meermalen schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft met een kettingslot drie mensen met opzet geraakt en pijn bezorgd.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 maart 2008, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt. Oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, zoals geadviseerd door de reclassering en gevorderd door de advocaat-generaal, acht het hof niet geïndiceerd.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft zich als benadeelde partij gevoegd [NAAM] en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 750,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag EUR 750,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, groot EUR 200,-.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden, dat deze schade rechtstreeks verband houdt met het bewezenverklaarde feit en dat derhalve de vordering van de benadeelde partij ter zake van de geleden immateriële schade zich leent voor gedeeltelijke toewijzing. Het hof zal naar maatstaven van billijkheid een bedrag toekennen van EUR 200,-.
Voor het overige acht het hof de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezenverklaarde feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 200,00 ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te s-Gravenhage van 8 december 2005 onder parketnummer
09-658569-05 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering is gegrond.
Naar het oordeel van het hof zijn er evenwel geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1a tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1b, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een bedrag van
EUR 200,00 (tweehonderd euro)
en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij, voorzover zij niet-ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, deze vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, [NAAM], van een bedrag van
EUR 200,00 (tweehonderd euro)
voor welk bedrag in het geval volledige betaling noch volledig verhaal volgt vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
4 (vier) dagen,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting ingevolge de maatregel tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Wijst de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 8 december 2005 onder parketnummer 09-658569-05 opgelegde voorwaardelijke straf af.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. D. Jalink en mr. F.C.V. de Groot, in bijzijn van de griffier mr. E.P.J.M. Renes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 april 2008.
Mr. F.C.V. de Groot is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.