ECLI:NL:GHSGR:2008:BC9265

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200115307
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodsbedreigingen jegens wethouder en burgemeester van Delft met illegaal voorhanden hebben van munitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 10 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van het doen van doodsbedreigingen jegens een wethouder en de burgemeester van Delft, alsook van het illegaal voorhanden hebben van munitie. De feiten zijn ernstig en hebben grote impact gehad op de slachtoffers en de gemeenschap in Delft. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere doodsbedreigingen, wat niet alleen beangstigend was voor de slachtoffers, maar ook voor hun families. Het gedrag van de verdachte is maatschappelijk onaanvaardbaar, aangezien leden van het college van B&W hun publieke taken moeten kunnen uitvoeren zonder bedreigingen te ondergaan. Daarnaast zijn er 35 patronen van het kaliber 9 millimeter bij de verdachte aangetroffen, wat aanleiding geeft tot een strenge aanpak van het illegaal voorhanden hebben van munitie, vooral vanuit veiligheidsstandpunt.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf. Het hof heeft ook bepaald dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de eerdere vrijspraken in eerste aanleg niet herzien, maar heeft wel de veroordeling voor de andere tenlastegelegde feiten bevestigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001153-07
Parketnummer: 09-754053-06
Datum uitspraak: 10 april 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 februari 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
NAAM VERDACHTE,
geboren te op 1960,
adres:
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 maart 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 tweede cumulatief alternatief, 4, 5 tweede cumulatief alternatief en 6 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 eerste cumulatief alternatief, 2, 3, 5 eerste cumulatief alternatief en 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, met teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Anders dan de advocaat-generaal is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief alternatief, 2, 3 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 eerste cumulatief alternatief, 2 en 3 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Nadere overweging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte ten aanzien van het verdachte onder 7 tenlastegelegde ontslag van rechtsvervolging bepleit een en ander zoals verwoord in de ter zitting ingediende pleitaantekeningen.
Het hof verwerpt dit verweer.
De raadsvrouw heeft ondermeer aangevoerd dat weliswaar bij verdachte patronen in huis zijn aangetroffen, maar dat verdachte er geen seconde aan heeft gedacht dat dit strafbaar zou kunnen zijn.
Gelet hierop en op het onderzoek ter terechtzitting had de verdachte naar het oordeel van het hof redelijkerwijs moeten weten dan wel behoren te weten dat het voorhanden hebben van het bewuste patroon strafbaar is in de zin van de Wet wapens en munitie en heeft hij op zijn minst willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zulks het geval is, nu hij zich op geen enkele wijze heeft vergewist of dit voorhanden hebben van die patronen als voormeld strafbaar is gesteld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 eerste cumulatief alternatief, 2, 3, 5 en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal doodsbedreigingen jegens een wethouder en de burgermeester van Delft.
Dit zijn ernstige feiten die in de eerste plaats buitengewoon beangstigend en bedreigend zijn geweest voor de slachtoffers en hun familie, maar die voorts grote beroering teweeg hebben gebracht in de gemeente Delft. Het gedrag van de verdachte is maatschappelijk gezien volstrekt onaanvaardbaar. Leden van het college van B&W moeten hun publieke taken kunnen uitvoeren zonder aan dergelijke bedreigingen te worden blootgesteld.
Voorts heeft de verdachte 35 patronen van het kaliber 9 millimeter aangetroffen. Tegen het illegaal voorhanden hebben van munitie dient, mede uit het oogpunt van veiligheid, te worden opgetreden.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2007, is de verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 17 worden teruggegeven aan de verdachte.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57(oud) en 285(oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief alternatief, 2, 3 en 7 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaald dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt, dat een op 6 (zes) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 17.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.M. Horstink, mr. N. Schaar en mr. R. van Os-Lang, in bijzijn van de griffier mr. R.E. Perquin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 april 2008.
Mr. R. van Os-Lang is buiten staat dit arrest te ondertekenen.