ECLI:NL:GHSGR:2008:BC9533

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1575-R-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Pannekoek-Dubois
  • Stille
  • Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling beslagvrije voet in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 april 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van het verzoek van de man om de beslagvrije voet vast te stellen op € 343,75. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Rotterdam aangevochten, waarin zijn verzoek was afgewezen. De man, die in Oekraïne woont, stelde dat hij geen inkomen heeft en dat de vrouw, de verweerster in hoger beroep, dit niet gemotiveerd had betwist. De vrouw daarentegen betwistte de stelling van de man en stelde dat hij in staat is om inkomsten te genereren.

Het hof oordeelde dat het aan de man was om te bewijzen dat hij over onvoldoende middelen van bestaan beschikt. Het hof benadrukte dat de strekking van artikel 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is dat een schuldenaar zonder vaste verblijfplaats in Nederland geacht wordt over voldoende bronnen van inkomsten te beschikken. Het hof concludeerde dat de man onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie en dat hij niet had aangetoond dat hij geen inkomen had. Daarom werd de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de verzoeker om zijn financiële situatie adequaat te onderbouwen, vooral in gevallen waar de schuldenaar geen vaste verblijfplaats heeft. Het hof heeft de gronden van de rechtbank overgenomen en geen nieuwe feiten of omstandigheden gevonden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 2 april 2008
Rekestnummer : 1575-R-07
Rekestnr. rechtbank : 815231
[appellant],
wonende te [woonplaats] (Oekraïne),
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. V.K. Budhu Lall,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 23 oktober 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, sector kanton locatie Rotterdam van 3 oktober 2007.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 19 februari 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 7 maart 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de man, mr. A.R. Jaarsma, vergezeld door de zus van de man, [belanghebbende], en de vrouw. De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezige personen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is het verzoek van de man om ingevolge artikel 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna Rv, de beslagvrije voet vast te stellen op € 343,75 afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vaststelling van de beslagvrije voet.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, en, opnieuw beschikkende, de beslagvrije voet vast te stellen op € 343,75. De vrouw heeft zijn beroep ter zitting bestreden.
3. De man stelt dat de vrouw niet gemotiveerd betwist heeft dat hij geen inkomen heeft in Oekraïne. De vrouw heeft het gelaten bij een opmerking dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet over inkomen in Oekraïne beschikt. De man stelt dat hij niet over enig ander inkomen in Oekraïne beschikt. De man verblijft op basis van een toeristenvisum in Oekraïne zodat werken niet mogelijk is, al zou er al sprake van arbeid zijn gezien zijn leeftijd van 62 jaar en zijn gezondheid. De man is van mening dat de bewijslast bij de vrouw ligt, gezien haar ongemotiveerde stelling en dat zij haar stelling dient te onderbouwen en dat zij niet zo maar iets dient te stellen waar dan rechtsgevolgen aan worden verbonden.
4. De vrouw handhaaft in hoger beroep haar standpunt dat het onaannemelijk is dat de man geen inkomsten in Oekraïne heeft. De vrouw verklaart dat de man een ondernemersgeest heeft en is van mening dat hij nog steeds in staat is inkomsten te genereren.
5. Het hof overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat de rechtbank, ter zake het verzoek van de man om de beslagvrije voet op een bedrag van € 343,75 vast te stellen, op goede gronden heeft geoordeeld en beslist zoals zij heeft gedaan. Het hof neemt die gronden over en maakt deze tot de zijne, nu er in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangedragen die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden. Naar het oordeel van het hof is het aan de man om te stellen, en zo nodig, te bewijzen, dat hij over onvoldoende middelen van bestaan beschikt. De strekking van art 475e Rv is immers dat een schuldenaar die in Nederland geen vaste verblijfplaats heeft, wordt geacht over bronnen van inkomsten te beschikken – anders dan de vorderingen tot periodieke betalingen die hij in Nederland heeft – die voldoende bestaansmiddelen opleveren. Het hof is van oordeel dat de man in beginsel volledig inzicht dient te geven in zijn financiële situatie. De man heeft in hoger beroep nagelaten dergelijk bewijs te bieden, nu een voldoende en concreet bewijsaanbod ontbreekt. Het had op de weg van de man gelegen om zijn stellingname nader met stukken te onderbouwen. Het hof komt tot de conclusie dat de man onvoldoende inzage heeft gegeven in zijn inkomens- en vermogenspositie en voorts onvoldoende heeft weerlegd hetgeen de vrouw naar voren heeft gebracht. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve bekrachtigen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Stille en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Steenks als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2008.