ECLI:NL:GHSGR:2008:BC9674

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1330-H-07
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Husson
  • J. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en wijziging van omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage inzake kinderalimentatie. De vader, vertegenwoordigd door procureur mr. F.A.E. Ohlenroth, verzoekt om nihilstelling van de kinderalimentatie voor zijn kind, geboren in 2000, met ingang van 1 september 2000. De moeder, vertegenwoordigd door procureur mr. P.C. Burger, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep, dan wel de bestreden beschikking te bekrachtigen.

De zaak is op 29 februari 2008 mondeling behandeld. De vader heeft zijn verzoek aangevuld met een nieuwe grief, waarin hij stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die de bestreden beschikking niet langer aan de wettelijke maatstaven laat voldoen. De moeder betwist deze nieuwe grief en stelt dat deze in strijd is met de goede procesorde, omdat de vader deze te laat heeft opgeworpen.

Het hof oordeelt dat de vader in strijd met de goede procesorde handelt door de nieuwe grief pas op de zitting op te werpen, waardoor de moeder zich daar niet voldoende tegen heeft kunnen verweren. Het hof gaat daarom niet in op deze grief. Verder oordeelt het hof dat de vader niet voldoende heeft aangetoond dat de eerdere beschikking niet voldeed aan de wettelijke maatstaven. De overige grieven behoeven geen bespreking meer. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 19 maart 2008
Rekestnummer : 1330-H-07
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-6815
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. F.A.E. Ohlenroth,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. P.C. Burger.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 20 september 2007 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 26 juni 2007.
De moeder heeft op 27 november 2007 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 19 oktober 2007, 20 februari en 22 februari 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 29 februari 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn procureur, en de moeder, bijgestaan door haar procureur.
Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. De vader heeft ter terechtzitting zijn verzoek aangevuld in die zin, dat hij thans verzoekt om zijn verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie mede te baseren op een wijziging van omstandigheden waardoor de bestreden beschikking is opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij die beschikking is het verzoek van de vader inzake de nihilstelling van de kinderalimentatie, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de kinderalimentatie van: [kind], geboren op [2000] te [woonplaats], verder: [het kind], die bij de moeder verblijft.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de door hem te betalen bijdrage tot verzorging en opvoeding van [het kind] met ingang van 1 september 2000 op nihil wordt gesteld, dan wel op een zodanig bedrag en met ingang van een tijdstip als het hof zal vermenen te behoren.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof de vader in zijn verzoekschrift in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De vader betoogt in de eerste grief van zijn beroepschrift dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij onvoldoende heeft aangetoond dat de beschikking van 16 augustus 2002 van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord. Volgens de vader was hij toentertijd dermate psychisch aangeslagen door het uiteengaan van partijen dat hij niet in staat was om zijn advocaat naar behoren te instrueren om verweer te voeren tegen de vordering. Het heeft jaren geduurd voordat de vader na het uiteengaan van partijen in staat was adequaat zijn belangen te behartigen en hij had pas in 2006 de moed om om aanpassing van de kinderbijdrage te verzoeken. Ter terechtzitting heeft de vader zijn stelling onderbouwd – onder meer – door uit het psychologisch rapport van 26 februari 2008 dat over hem is opgemaakt, te citeren.
5. De vrouw voert tegen de eerste grief van de vader aan dat hij destijds door een advocaat werd bijgestaan die in diezelfde periode ook in een procedure tot vaststelling van een omgangsregeling met [het kind] is opgetreden voor de vader. Daarnaast heeft de vader met dezelfde advocaat een procedure met betrekking tot de voormalige echtelijke woning gevoerd. Eveneens is de man door zijn advocaat bijgestaan in een procedure omtrent een lening en in een procedure tegen zijn voormalige werkgever. De moeder doet het vermeende gebrek aan psychische draagkracht van de vader dan ook af als nonsens. Wat betreft het psychologisch rapport van de vader stelt de moeder dat zij het vreemd vindt dat er in 2008 met terugwerkende kracht een diagnose wordt gesteld over de periode 2002-2004.
6. Ten aanzien van de eerste grief overweegt het hof als volgt. De vader stelt dat de beschikking van 16 augustus 2002 van de aanvang af niet heeft voldaan aan de wettelijke maatstaven. Het ligt derhalve op zijn weg om aannemelijk te maken dat hiervan sprake is. Hij heeft geen toelichting gegeven op zijn inkomen of draagkracht op dat moment of anderszins aangetoond dat op het moment van tot stand komen van voornoemde beschikking, deze beschikking niet voldeed aan de wettelijke maatstaven. Naar het oordeel van het hof faalt de eerste grief dan ook.
7. Ter terechtzitting heeft de vader een nieuwe grief opgeworpen. Hij stelt dat, gelet op de schommelingen in zijn inkomen de afgelopen jaren (hij is in de periode 1999 – 2007 twaalf maal van werkgever gewisseld), er sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de beschikking van 16 augustus 2002 is opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
8. De moeder heeft tegen het opwerpen van deze nieuwe grief bezwaar gemaakt. Zij stelt dat zij is overvallen door deze nieuwe grief en dat het opwerpen ervan in deze stand van de procedure in strijd is met de goede procesorde.
9. Het hof is van oordeel dat gelet op de duur van de procedure tussen partijen, van de vader verwacht had kunnen worden dat hij de betreffende grief eerder en voldoende onderbouwd had opgeworpen, zodat de moeder zich daartegen voldoende had kunnen verweren. Nu de vader dit niet heeft gedaan, is het hof van oordeel dat de vader in strijd met een goede procesorde handelt. Het hof zal derhalve niet ingaan op deze grief van de vader.
10. Voorzover de vader met zijn stelling ter terechtzitting dat hij aan zijn vriendin, met wie hij niet samenwoont, een kinderbijdrage van € 131,- per maand voor hun zoon betaalt, heeft beoogd te stellen dat ook dit een wijziging van omstandigheden is op grond waarvan de beschikking van 16 augustus 2002 heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, overweegt het hof als volgt. Nu de moeder betwist dat de vader niet samenwoont en eveneens betwist dat hij een bijdrage betaalt voor zijn zoon, had het naar het oordeel van het hof op de weg van de vader gelegen om zijn stelling hieromtrent met verificatoire bescheiden te onderbouwen. Nu hij dit niet heeft gedaan, leidt deze stelling van de vader eveneens niet tot de conclusie dat sprake is van een wijziging van omstandigheden.
11. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen, behoeven de overige grieven geen bespreking meer.
12. Voor een veroordeling van de vader in de proceskosten, zoals de moeder ter zitting bij het hof heeft verzocht, ziet het hof geen aanleiding.
13. Onder aanvulling van de gronden dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Husson en Van der Burght, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2008.