4. De vader stelt in de eerste grief dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat geen nader onderzoek door de raad noodzakelijk was alvorens tot een beslissing op de verzoeken van de vader te komen. De raad zag wel het belang in van een (voor)onderzoek naar de vraag of een volledig onderzoek verantwoord is. De vader is van mening dat het oordeel van de rechtbank dat de kinderen nog ernstig lijden onder het gebeurde zonder nader onderzoek voorbarig is. Uiteraard hebben de kinderen geleden: eerst onder de echtscheidingsproblematiek, waarbij de vader plotseling uit het leven van de kinderen is verdwenen, en vervolgens onder de dood van hun grootmoeder moederszijde, veroorzaakt door de vader. Van de aanslag op de grootmoeder zelf hebben de kinderen echter niets meegemaakt, omdat de kinderen volgens het door de politie opgemaakte proces-verbaal sliepen. Dat de kinderen nog steeds onder het gebeurde ernstig gebukt gaan, blijkt niet uit de beschikbare stukken.
In zijn tweede grief betoogt de vader dat de rechtbank de band die de kinderen met de vader hadden en nog steeds zullen hebben, miskent. Niet valt uit te sluiten dat de kinderen de hulp van Slachtofferhulp nodig hadden, omdat zij de vader missen. De vader was, ondanks de traditionele rolverdeling binnen het gezin, zeer betrokken op zijn kinderen en ondernam veel met hen.
Nadat de moeder de vader op 24 maart 2005 het huis uitgezet had, heeft de vader de kinderen nog slechts een paar maal onder begeleiding van een derde kunnen zien. De vader is vervolgens depressief geraakt en heeft hulp gezocht op de crisisafdeling van het universitair ziekenhuis te [plaatsnaam] (België). Na vijf dagen is de vader echter zonder verdere medicatie of nabehandeling ontslagen en korte tijd later vond het delict plaats.
De conclusie van de rechtbank dat niet valt uit te sluiten dat omgang tussen de vader en de kinderen direct, dan wel indirect, in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen acht de vader onvoldoende onderbouwd. Het contact tussen de kinderen en familie van de vader wordt door de moeder tegengehouden. Het is in het belang van de ontwikkeling van de kinderen om contact te hebben met de vader, zodat zij een mogelijk ontstaan negatief beeld van de vader kunnen bij stellen.
In ieder geval dient onderzocht te worden in hoeverre de kinderen lijden onder het gemis van de vader, in hoeverre het, gezien het gebeurde, in het belang van de kinderen is dat de vader over hen wordt geïnformeerd en op welke wijze dit mogelijk is zonder de moeder hiermee onnodig te belasten. Indien de raad tot de conclusie komt dat omgang inderdaad in het belang van de kinderen is, verzoekt de vader het hof de geadviseerde omgangsregeling vast te stellen.
Ter terechtzitting heeft de vader zijn beroepschrift toegelicht en aangevuld. Hij stelt – kort samengevat – dat in ieder geval naleving van de informatieplicht van de moeder gevergd kan worden. Eventueel zou hiervoor ook een derde kunnen worden ingeschakeld om de moeder niet te belasten. Verder is de vader van mening dat er een onderzoek van de raad moet plaatsvinden naar de vraag of en, zo ja, op welke wijze er omgang kan plaatsvinden tussen de vader en de kinderen.