ECLI:NL:GHSGR:2008:BD0399

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-06/00213
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Postema
  • M. Savelbergh
  • J. Vonk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding en waarde onroerende zaak gemeente Reimerswaal

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 maart 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de proceskostenvergoeding en de waarde van een onroerende zaak in de gemeente Reimerswaal. De heffingsambtenaar had in eerste instantie de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 233.000, maar na bezwaar van de belanghebbende werd deze waarde door de rechtbank Middelburg verlaagd naar € 125.000. De belanghebbende had tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld, waarbij hij ook een proceskostenvergoeding eiste voor de conclusie van repliek die hij in eerste aanleg had ingediend. Het Hof oordeelde dat de rechtbank had verzuimd om deze conclusie mee te nemen in de proceskostenvergoeding. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en stelde de proceskosten in eerste aanleg vast op € 805 en in hoger beroep op € 1.207,50. Tevens werd de waarde van de onroerende zaak opnieuw vastgesteld op € 125.000. De Inspecteur werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en griffierechten aan de belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
eerste meervoudige belastingkamer
11 maart 2008
nummer BK-06/00213
UITSPRAAK
op het hoger beroep van X te Z, gemeente Reimerswaal, tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 23 juni 2006, nr. Awb 05/810, betreffende na te noemen beschikking.
1. Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waar-dering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, per de peildatum 1 januari 2003 vastgesteld op € 233.000.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar van
de gemeente Reimerswaal (hierna: de Inspecteur) belanghebbendes bezwaar tegen de beschikking gedeeltelijk toegewezen en heeft hij de waarde van de onroerende zaak nader vastgesteld op
€ 158.000.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ge-grond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de waar-de van de onroerende zaak vastgesteld op € 125.000. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de gemeente aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 37 ver-goedt en de Inspecteur veroordeeld in de kosten van de procedu-re, aan de zijde van belanghebbende begroot op € 644, te beta-len door de gemeente Reimerswaal.
2. Loop van het geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door
de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een con-clusie van dupliek.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 29 januari 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar is belanghebbende wel, doch de Inspecteur niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of de rechtbank de proces-kosten op het juiste bedrag heeft vastgesteld.
3.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de rechtbank heeft verzuimd de door hem genomen conclusie van repliek bij de bepaling van de proceskostenvergoeding te betrekken. Hij heeft ter zitting zijn aanvankelijk tevens ingenomen standpunt laten varen, inhoudende dat de rechtbank had behoren te oordelen op zijn verzoek de vergoeding op de voet van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek te verhogen met wettelijke rente.
3.3. De Inspecteur heeft zich in zijn verweer beperkt tot een verwijzing naar een door hem aan de gemachtigde van belangheb-bende gezonden brief van 2 augustus 2006 met de volgende in-houd.
“Naar aanleiding van uw bovenvermeld schrijven waarin u verzoek om de tegemoetkoming voor de procedurekosten voor het instellen van beroep te herzien deel ik u mede dat wij niet aan uw verzoek tegemoet zullen komen.
Wij hebben de rechtbank om een reactie op uw verzoek gevraagd. De rechtbank acht geen gronden aanwezig de beslissing te her-zien. In deze volgen wij het standpunt van de rechtbank.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.”
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding toegekend onder verwijzing naar het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) en daarbij rekening gehouden met het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting, uitgaande van een zaak van gemiddeld gewicht.
4.2. Belanghebbende heeft in eerste aanleg een conclusie van repliek genomen. De rechtbank had daarmee op de voet van het Besluit rekening moeten houden. Nu zij dit heeft nagelaten, dient de bestreden uitspraak te worden vernietigd. Het Hof stelt het bedrag van de proceskosten in eerste aanleg nader vast op 2,5 x € 322, ofwel € 805.
5. Proceskosten en griffierecht
5.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.207,50 wegens beroeps-matig verleende rechtsbijstand (2,5 punten à € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak)), welke kosten de Inspecteur de gemeente
had kunnen besparen door gehoor te geven aan het verzoek van belanghebbende tot vergoeding van een kennelijk per abuis door de rechtbank niet toegekend bedrag van € 161.
5.2. Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
6. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;
- wijzigt de beschikking in dier voege dat de waarde van
de onroerende zaak nader wordt vastgesteld op € 125.000;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde
van belanghebbende, vastgesteld op € 805 in eerste aanleg
en op € 1.207,50 in hoger beroep, onder aanwijzing van de
gemeente Reimerswaal als de rechtspersoon die deze kosten
moet vergoeden;
- gelast de Inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 37
aan griffierecht in eerste aanleg en een bedrag van € 105
aan griffierecht in hoger beroep te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Savelbergh,
Van Knobelsdorff en Vonk. De beslissing is op 11 maart 2008
in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de
griffier.
(Postema) (Savelbergh)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instel-len bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.