GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 april 2008
Rekestnummer : 426-H-08
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-4925
[appellant]
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. H.H.R. Bruggeman,
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats]
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. W.P. den Hertog.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder heeft vooruitlopend op een in te dienen hoger beroepschrift van een beschikking van 26 februari 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad gedaan op 14 maart 2008.
De vader heeft geen verweerschrift ingediend op het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 2 april 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 2 april 2008 is de zaak ten aanzien van het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar procureur, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.L. Molenaar. Partijen hebben het woord gevoerd, mr. Molenaar onder meer aan de hand van een bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking is onder meer een omgangsregeling vastgesteld waarbij is bepaald dat de hierna te noemen minderjarigen met ingang van 1 maart 2008 bij de vader zullen zijn:
- voor de duur van drie maanden eenmaal per veertien dagen op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 15.00 uur, waarbij de vader de minderjarigen haalt en brengt;
- vervolgens voor de duur van vier maanden eenmaal per veertien dagen op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur, waarbij de vader de minderjarigen haalt en brengt;
- daarna eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 10.00 uur, de vader de minderjarigen haalt en brengt.
Bij de herstelbeschikking van 28 maart 2008 van voormelde rechtbank is het dictum hersteld, in dier voege dat na een opbouwende fase een omgangsregeling wordt bepaald, waarbij de minderjarigen eenmaal per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 20.00 uur (anders dan zondag 10.00 uur) bij de vader zullen zijn.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK TOT SCHORSING
1. In geschil is thans de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de in de bestreden beschikking bepaalde omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen [kind 1], geboren op [in 1992] te [geboorteplaats], en [kind 2], geboren op [in 1995] te [geboorteplaats].
2. De moeder verzoekt de schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking te bevelen.
3. De vader heeft ter zitting het beroep bestreden.
4. De moeder meent dat de vader zijn recht op omgang verspeeld heeft door vijf jaar lang niets van zich te laten horen. Daarnaast hebben de minderjarigen, wier mening, gelet op hun leeftijd, in de beslissing van de rechtbank zwaar dient te wegen, beiden aangegeven geen contact meer met de vader te willen. De moeder stelt dat de rechtbank geen weloverwogen oordeel heeft geveld. De gedwongen omgang is geenszins in het belang van de minderjarigen en dient uitgesteld te worden totdat er een definitieve beslissing is.
5. De vader is primair van mening dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek, nu een incidentele vordering, als het onderhavige verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, slechts toegestaan is in het kader van een hoger beroepsprocedure. De vader stelt dat de moeder tot op heden geen appelrèkest heeft ingediend. Het hof kan slechts een beslissing geven indien de grieven van het hoger beroep bekend zijn, nu dit niet het geval is, dient de moeder niet-ontvankelijk te worden verklaard. In het geval de moeder wel ontvankelijk is in haar vordering verzoekt de vader subsidiair dat het verzoek moet worden afgewezen. De vader stelt dat er geen sprake is van een uitspraak die klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust.
6. Het hof is van oordeel dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek dat strekt tot schorsende werking van de bestreden beschikking waarin een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is bepaald. Het hof overweegt daartoe als volgt. Nu de moeder schorsing heeft verzocht van de bestreden beschikking en zij tot op heden geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de bestreden beschikking, kan zij in haar schorsingsverzoek niet worden ontvangen.
Het hof merkt hierbij nog op dat het feit dat de advocaat van de moeder nog aan een administratieve medewerkster van de griffie heeft gevraagd of zij vooruitlopend op haar hoger beroepschrift een schorsingsverzoek mocht indienen en dat de betreffende medewerkster daarop bevestigend heeft geantwoord, niet afdoet aan het voorgaande.
7. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, van Nievelt en van Montfoort, bijgestaan door mr. Steenks als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2008.