GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 april 2008
Rekestnummer : 316-H-07
Rekestnr. rechtbank : 06-84002
1. [appellant],
hierna te noemen: de vader van de betrokkene,
en
2. [appellant],
hierna te noemen: de zus van de betrokkene,
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers, tevens incidenteel verweerders, in hoger beroep,
procureur mr. D.K.P.K. El Fadili,
de Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het gebied van de gezondheids- en welzijnszorg,
gevestigd te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de Stichting CAV,
procureur mr. A. Kielczewska.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de betrokkene.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader en de zus van de betrokkene zijn op 5 maart 2007 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage van 5 december 2006.
De Stichting CAV heeft op 19 september 2007 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de vader en de zus van de betrokkene is bij het hof op 16 oktober 2007 een brief in reactie op het incidenteel appel binnengekomen.
Van de zijde van de vader en de zus van de betrokkene zijn bij het hof op 11 maart 2008 aanvullende stukken binnengekomen.
Op 12 maart 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader en de zus van de betrokkene, bijgestaan door hun procureur, en namens de Stichting CAV: [gemachtigde], bijgestaan door haar procureur. De betrokkene is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is het verzoek van de vader en de zus van de betrokkene tot onderbewindstelling van de goederen van de betrokkene afgewezen, omdat de goederen van de betrokkene reeds onder bewind staan.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de onderbewindstelling van de betrokkene.
2. De vader en de zus van de betrokkene verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, met verbetering en aanvulling van gronden, te bepalen dat de Stichting CAV met ingang van de datum van de beschikking wordt ontslagen als bewindvoerder over de goederen van de betrokkene en dat de vader en de zus van de betrokkene tot bewindvoerders worden benoemd, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht. Het hof zal het verzoek op de gewijzigde grondslag beoordelen en afdoen, nu de Stichting CAV hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt.
3. De Stichting CAV bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de vader en de zus van de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren in hun hoger beroep, althans dit verzoek aan hen te ontzeggen, met veroordeling van de vader en de zus van de betrokkene in de kosten van het hoger beroep. In incidenteel appel verzoekt de Stichting CAV de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de vader en de zus van de betrokkene alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in hun inleidend verzoek, althans het verzochte ontslag en de wijziging van de bewindvoerder af te wijzen, met veroordeling van de vader en de zus van de betrokkene in de kosten van het appel.
4. Blijkens artikel 1:448, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, kan ontslag door de kantonrechter worden verleend op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het OM, dan wel ambtshalve. Nu de vader en de zus van de betrokkene op grond van artikel 1:448 lid 2 BW niet behoren tot de kring van personen die bevoegd zijn een verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder in te dienen, kunnen de vader en de zus van de betrokkene niet ontvangen worden in hun beroep. Het hof is uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting ook niet van gewichtige redenen gebleken die tot ambtshalve toetsing zouden leiden.
5. Aan het incidentele appel komt geen belang meer toe, zodat het hof dit inhoudelijk verder buiten beschouwing laat.
6. De Stichting CAV heeft nog verzocht om de vader en de zus van de betrokkene te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure. Het hof ziet daartoe echter geen aanleiding en zal de proceskosten van partijen in hoger beroep dan ook compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN INCIDENTELE HOGER BEROEP
verklaart de vader en de zus van de betrokkene niet-ontvankelijk in hun hoger beroep;
compenseert de proceskosten in het principale en incidentele hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Leuven, van Nievelt en Punselie, bijgestaan door mr. de Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2008.