ECLI:NL:GHSGR:2008:BD3205

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
414-R-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Stille
  • M. Bos
  • J. Milar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken eindbeslissing

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 mei 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de vrouw niet-ontvankelijk is verklaard in haar hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank te Middelburg van 12 december 2007. De vrouw had op 10 maart 2008 hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat de beschikking van de rechtbank een tussenbeschikking was, waartegen geen afzonderlijk hoger beroep mogelijk is zonder expliciete toestemming van de rechter. De advocaat van de vrouw voerde aan dat de beschikking als deelbeschikking moet worden beschouwd, omdat er een eindbeslissing is gegeven over het inkomensbegrip in het kader van de huwelijkse voorwaarden. De advocaat van de man betoogde echter dat de beschikking geen eindbeslissing was en dat de vrouw haar verzoek om hoger beroep tijdig had moeten indienen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2008 waren de partijen niet verschenen, maar hun advocaten hebben het woord gevoerd. Het hof concludeerde dat de vrouw niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat zij niet binnen de gestelde termijn een verzoek had ingediend om hoger beroep mogelijk te maken tegen de tussenbeschikking. De beslissing van het hof was dat de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep, wat betekent dat haar verzoek om in hoger beroep te gaan niet werd ingewilligd. Deze uitspraak is gedaan door de rechters A. Stille, M. Bos en J. Milar, met mr. Vermaas-Koetsier als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 14 mei 2008
Rekestnummer : 414-R-08
Rekestnr. rechtbank : 05-1596/06-645
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. E.D. Drok,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.C.M. Berbée-van Koningsbruggen.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 10 maart 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Middelburg van 12 december 2007.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 10 maart 2008 en 27 maart 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 28 maart 2008 is de ontvankelijkheid van de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de vrouw, mr. M.H.G. Habets, en de advocaat van de man. De raadslieden van partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. De vrouw en de man zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De advocaat van de vrouw stelt zich op het standpunt dat de beschikking van 12 december 2007 heeft te gelden als deelbeschikking. Daartoe voert zij – kort gezegd – aan dat er in het lichaam van de beschikking, ten aanzien van de uitleg van het inkomensbegrip in het kader van de huwelijkse voorwaarden, een eindbeslissing is gegeven. Voorts heeft de advocaat van de vrouw verklaard dat zij bij de rechtbank te Middelburg een verzoek heeft ingediend teneinde verlof te verkrijgen voor het instellen van hoger beroep tegen vorenbedoelde beschikking.
2. De advocaat van de man stelt dat tegen een tussenbeschikking slechts hoger beroep kan worden ingesteld tegelijk met de eindbeschikking, tenzij de rechter anders heeft bepaald. De advocaat van de man betoogt dat in dit geval de beschikking van 12 december 2007 weliswaar een aantal eindbeslissingen bevat, maar dat er geen sprake is van een eindbeschikking. Voorts stelt de advocaat van de man dat de vrouw het verzoek aan de rechtbank om te mogen appelleren tegen de tussenbeschikking moeten indienen binnen de appeltermijn.
3. Het hof is van oordeel dat, bij afwezigheid van een eindbeslissing in het dictum, de bestreden beschikking een tussenbeschikking is, waarvan op grond van artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering afzonderlijk hoger beroep niet is toegelaten, tenzij de rechter anders bepaalt. Ter zitting is gebleken dat de vrouw op 27 maart 2008 de rechtbank heeft verzocht alsnog te bepalen dat beroep mogelijk is van de beschikking van 12 december 2007. Dit verzoek kan evenwel niet meer tot de beoogde toelating in hoger beroep leiden, aangezien het is gedaan na ommekomst van de beroepstermijn. Het feit dat de vrouw wél tijdig hoger beroep tegen de beschikking van 12 december 2007 heeft ingesteld, doet aan het vorenstaande niet af.
4. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat de vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Bos en Milar, bijgestaan door mr. Vermaas-Koetsier als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2008.