ECLI:NL:GHSGR:2008:BD3352

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.009.723-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en gezamenlijk gezag tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, betreft het een hoger beroep over de omgangsregeling en het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De ouders, de vader en de moeder, hebben in het verleden verschillende procedures doorlopen, waarbij deskundigen zijn ingeschakeld om de situatie te beoordelen. De vader heeft verzocht om gezamenlijk gezag, maar het hof oordeelt dat de voordelen hiervan in dit specifieke geval nauwelijks aanwezig zijn. De deskundige heeft aangegeven dat de communicatie tussen de ouders verbeterd moet worden voordat gezamenlijk gezag kan worden overwogen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de kantonrechter vernietigd, waarin een omgangsregeling was vastgesteld, en heeft de ouders een nieuwe regeling laten overeenkomen onder begeleiding van een forensische mediator. De ouders hebben op 20 februari 2008 een zorgregeling getroffen, die door het hof wordt bekrachtigd. Het hof benadrukt dat de moeder het gezag over de kinderen behoudt en dat zij de vader zal consulteren bij belangrijke beslissingen. De beslissing van het hof is genomen op 4 juni 2008, na een zorgvuldige afweging van de belangen van de kinderen en de mogelijkheden van de ouders om gezamenlijk gezag uit te oefenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 4 juni 2008
Zaaknummer : 105.009.723-01
Rekestnummer : 1002-R-06
Rekestnr. rechtbank : 05-253
[appellant],
wonende te Vlaardingen,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. E.E. Mielen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te Schiedam,
verweer¬ster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. W.J.J. Trooster.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikkingen van 28 maart 2007 en 2 april 2008, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij de beschikking van 28 maart 2007 is tot deskundige benoemd mevrouw drs. ir. W. Boom-Pelle en is bepaald dat de kosten van de deskundige ten laste komen van ’s rijks kas. Daarbij is tot raadsheer-commissaris benoemd mr. C.A.R.M. van Leuven. Iedere verdere beslissing is aangehouden. Bij de opvolgende beschikking van 2 april 2008 zijn de deskundigenkosten vastgesteld.
Bij brief van 18 maart 2008 heeft de griffier van dit hof de procureurs van partijen het deskundigen rapport doen toekomen en hen de vraag voorgelegd of de zaak door het hof zonder een tweede mondelinge behandeling kan worden afgedaan. Partijen hebben geen bezwaar daartegen ingebracht en ook overigens geen schriftelijke bemerkingen op het rapport gemaakt.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Het gezag
Een gevolg van het opdragen van gezamenlijk gezag aan de ouders is dat de ouders in juridische zin gelijkwaardig worden in het ouderschap. Het betekent niet dat er gelijkheid tussen de ouders of hun ouderschapsinvulling zou moeten bestaan. Dat laatste is veel meer afhankelijk van concrete omstandigheden van het geval, zoals de beschikbaarheid van ouders en de behoeftes van de kinderen. Het hof dient, in het licht van hetgeen in het belang van de kinderen wenselijk is, de kansen en mogelijkheden die gezamenlijk gezag biedt of kan bieden, af te wegen tegen de bestaande situatie en aan de hand daarvan te beoordelen of gezamenlijk gezag aan de ouders kan worden opgedragen. Bij de beoordeling daarvan zal tevens rekening moeten worden gehouden met mogelijke nadelen die voor de kinderen verbonden kunnen zijn aan het enkele feit van een verandering van het ouderlijk gezag en een (mogelijk) daarmee verband houdende wijziging van de verzorgingssituatie.
Voordelen bij het vaststellen van gezamenlijk gezag lijken in het onderhavige geval nauwelijks aanwezig, zij zijn in ieder geval niet door partijen beschreven. In grief 1 volstaat de vader met de mededeling dat zijn verzoek tot het vestigen van gezamenlijk gezag als zijnde in het belang van de kinderen, moet worden toegewezen. Voorts blijkt uit de stukken in eerste aanleg dat de vader zich in het verleden zorgen maakte omtrent de opvoeding van de kinderen (proces-verbaal mondelinge behandeling 5 oktober 2005). Later (proces-verbaal mondelinge behandeling 13 april 2006) zegt de vader dat het beter gaat. In hoger beroep wordt de opvoedingssituatie niet meer ter discussie gesteld.
De deskundige stelt dat er meer overleg tussen de ouders zal moeten gaan plaats vinden indien zij gezamenlijk met het gezag worden belast. Zij acht de ouders daar op dit moment niet toe in staat. Daartoe dienen de communicatiepatronen tussen de ouders te worden verbeterd. Daarnaast dienen er reële afspraken tussen hen gemaakt te worden, die zij ook nakomen. In het maken van afspraken en de nakoming daarvan blijkt een bron van conflicten te zijn gelegen, aldus de deskundige.
Een en ander afwegende acht het hof het niet in het belang van de kinderen om de bestaande gezagssituatie te veranderen. De kans op (toename van) conflicten tussen de ouders bij gezamenlijk gezag is groot en dat kan voor de kinderen zeer nadelig uitvallen. Voordelen bij het vestigen van gezamenlijk gezag lijken nauwelijks aanwezig, zij zijn in ieder geval niet door partijen beschreven.
Nu het gezag over de kinderen alleen bij de moeder blijft berusten zijn daarmede ook geschilpunten als beslissingen omtrent schoolkeuze, medische aangelegenheden, sport, muziek of andere hobby’s beslecht: de moeder zal de vader hierin consulteren. Aan haar komt het uiteindelijke beslissingsrecht toe. Ten aanzien van het bijwonen van zomerkampen of vakanties met derden heeft te gelden dat deze in beginsel niet ten laste van de vastgestelde omgangsregeling mogen komen, tenzij de ouders daaromtrent met elkaar tot overeenstemming geraken.
2. Omgang
De ouders zijn onder begeleiding van de deskundige op 20 februari 2008 een “zorg”regeling overeengekomen, waarbij het contact dat de kinderen met de vader zullen onderhouden uitvoerig is beschreven (pagina 10 en 11 van de zorgregeling). De deskundige adviseert het hof de overeengekomen regeling te handhaven, in ieder geval tot een volgend evaluatiemoment (begin januari 2009), eventueel daarna uit te breiden.
Het hof zal de door de ouders overeengekomen regeling in het dictum bekrachtigen. Het staat de ouders vrij in het kader van een in 2009 te houden evaluatie samen anders overeen te komen, indien daartoe aanleiding blijkt te bestaan.
3. Conclusie
Het vorenstaande leidt er toe dat de bestreden beschikking ten aanzien van de door de kantonrechter vastgestelde omgangsregeling dient te worden vernietigd en dat de door de ouders overeengekomen regeling zal worden vastgesteld. Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is vastgesteld en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat tussen de ouders ten aanzien van de kinderen van kracht is hetgeen de ouders op 20 februari 2008 te Prinsenbeek met elkaar schriftelijk zijn overeengekomen inzake het contact tussen de vader en de kinderen, waarvan de tekst aan deze beschikking wordt gehecht en waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Van Leuven en Pieters bijgestaan door Muller-Rietveld als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2008.