ECLI:NL:GHSGR:2008:BD5871

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK-06/00294
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verontreinigingsheffing en de status van de onroerende zaak als bedrijfsruimte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 mei 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 oktober 2006. De rechtbank had eerder de aanslagen verontreinigingsheffing voor de jaren 2001 en 2003 verminderd naar drie vervuilingseenheden, terwijl de aanslag voor 2002 ongegrond was verklaard. Belanghebbende was het niet eens met de kwalificatie van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z als bedrijfsruimte, hetgeen de basis vormde voor het hoger beroep.

De Inspecteur, vertegenwoordiger van het hoogheemraadschap P, had de aanslagen opgelegd voor de afvoer van stoffen uit de onroerende zaak, berekend naar respectievelijk 8.7, 3.0 en 5.7 vervuilingseenheden. De rechtbank had de bezwaren van belanghebbende voor de jaren 2001 en 2003 gegrond verklaard, maar het beroep voor 2002 ongegrond verklaard. In hoger beroep was de vraag of de onroerende zaak als bedrijfsruimte moest worden aangemerkt, hetgeen door belanghebbende werd ontkend en door de Inspecteur werd bevestigd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 maart 2008 zijn beide partijen verschenen. Het Hof concludeerde dat het standpunt van belanghebbende niet leidde tot een lagere aanslag dan reeds door de rechtbank was vastgesteld. Hierdoor had belanghebbende geen belang bij de behandeling van zijn grieven in hoger beroep. Het Hof verklaarde het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk. De proceskosten werden niet toegewezen, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-06/00294
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 13 mei 2008
gewezen op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 oktober 2006, nummers AWB 05/5587, AWB 05/5610 en AWB 05/5615, betreffende na te noemen aanslagen.
Aanslagen, bezwaar en geding voor de rechtbank
1.1. Aan belanghebbende zijn door de Inspecteur, de heffingsambtenaar van het hoogheemraadschap P, voor de jaren 2001 tot en met 2003 ter zake van de afvoer van stoffen uit de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak) aanslagen in de verontreinigingsheffing opgelegd, berekend naar een heffingsgrondslag van respectievelijk 8.7, 3.0 en 5.7 vervuilingseenheden. De heffing bedraagt voor 2001 € 422,12, 2002 € 160,20 en 2003 € 322,84.
1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende voor deze jaren afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen betreffende de aanslagen 2001 en 2003 gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslagen 2001 en 2003 verminderd tot aanslagen berekend naar drie vervuilingseenheden en het beroep betreffende de aanslag 2002 ongegrond verklaard en het hoogheemraadschap gelast aan belanghebbende het griffierecht van € 37 te vergoeden.
Geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 maart 2008. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting ver¬handelde kan in hoger beroep worden uitgegaan van de feiten zoals die in de uitspraak van de rechtbank zijn weergegeven.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of de onroerende zaak een bedrijfsruimte is, welke vraag door belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover deze heeft geoordeeld dat de onroerende zaak waarvoor belanghebbende is aangeslagen aangemerkt wordt als een bedrijfsruimte.
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. De rechtbank heeft de aanslagen voor de jaren 2001 en 2003 verminderd tot aanslagen berekend naar een heffingsgrondslag van telkens drie vervuilingseenheden. De aanslag voor het jaar 2002 is naar dat aantal vervuilingseenheden opgelegd.
De Inspecteur heeft geen incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat voor de in geding zijnde jaren dit aantal vervuilingseenheden de heffingsgrondslag vormt.
6.2. Het standpunt van belanghebbende leidt er toe dat de aanslagen voor de jaren 2001 tot en met 2003 worden berekend naar het aantal van drie vervuilingseenheden. Alsdan heeft hij bij de behandeling van zijn grieven in het onderhavige hoger beroep geen belang, aangezien de aanslagen ook in het standpunt van belanghebbende niet op een lager bedrag worden vastgesteld dan de rechtbank reeds heeft gedaan (jaren 2001 en 2003) of de rechtbank door bevestiging van de uitspraak op bezwaar heeft gehandhaafd (jaar 2002).
6.3. Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, P.J.J. Vonk en J.J.J. Engel, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 13 mei 2008 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.