GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 11 juni 2008
Zaaknummer : 105.008.375-01
Rekestnummer : 1234-M-05
Rekestnr. rechtbank : 611/05
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. M.L. Kleyn
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. R.W. baron de Vos van Steenwijk.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikkingen van 31 mei 2006, 7 februari 2007 en 15 augustus 2007, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
Bij de tussenbeschikking van 15 augustus 2007 is het onderzoek heropend en zijn een
deskundige en een raadsheer-commissaris benoemd. Daarbij is bepaald dat de vrouw de helft
van het voorschotbedrag van € 3.570,- voor de deskundige zal voldoen en dat de andere helft
van het voorschot door de griffier zal worden betaald en voorlopig in debet zal worden gesteld.
Iedere verdere beslissing is aangehouden.
Bij e-mail van 5 december 2007 heeft de door het hof benoemde deskundige medegedeeld dat
zij niet is begonnen met het onderzoek.
Bij brief van 21 januari 2008 heeft de procureur van de moeder het hof bericht dat de moeder niet in staat is de kosten van de deskundige te voldoen.
Op 14 mei 2008 is bij het hof een brief ingekomen van de zijde van de procureur van de moeder waarin zij stelt verhinderd te zijn op de dag van de mondelinge behandeling en verzoekt om deze behandeling aan te houden.
Bij brief van 15 mei 2008 heeft de procureur van de vader bekend gemaakt niet akkoord te gaan met de aanhouding van de mondelinge behandeling.
Het hof heeft het verzoek om aanhouding vervolgens afgewezen.
Op 16 mei 2008 is de mondelinge behandeling van de zaak voortgezet. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.C. Schroeijers en de advocaat van de moeder, mr. J.J.J. Jansen, en namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) de heer C.M.J. Vandenbooren. De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De vader en de raadslieden hebben het woord gevoerd.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Ter terechtzitting bij het hof is namens de moeder naar voren gebracht dat zij de kosten voor het gelaste onderzoek niet kon opbrengen. Daarnaast wilde de moeder niet dat de minderjarige in het kader van het onderzoek contact zou hebben met de deskundige, zeker nu zij de minderjarige nog niet heeft voorgelicht over haar status.
Voorts stelt de advocaat van de moeder dat zij contact heeft opgenomen met bureau Jeugdzorg in Rotterdam. Jeugdzorg heeft de moeder doorverwezen naar dr. Ligthart van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: het NIFP). Hij is een klinisch- en forensisch psycholoog en kan op basis van dossierbeoordeling onderzoeken:
- of het wenselijk is, gezien de leeftijd van de minderjarige, om geforceerd het nieuws te vertellen over haar vader of dat beter gewacht kan worden tot haar pubertijd;
- welke aanvullende waarde omgang van de minderjarige met haar vader voor haar zou hebben.
Dit onderzoek zou goedkoper zijn dan het onderzoek dat door het hof is gelast.
2. De vader heeft ter terechtzitting gesteld niet in te kunnen stemmen met het onderzoek door het NIFP. De minderjarige zelf zou niet worden gehoord als er alleen een dossieronderzoek zou plaatsvinden. De moeder zal – als de uitkomst van dit onderzoek haar niet bevalt – volgens de vader wel weer een aanleiding vinden om te stellen dat het onderzoek niet op de juiste wijze is geschied. Verder is de vader bang dat als gewacht wordt met de statusvoorlichting tot de minderjarige in de pubertijd zit, de moeder de minderjarige al teveel heeft beïnvloed waardoor zij geen omgang meer wil met haar vader. De minderjarige heeft er recht op om te weten wie haar vader is. De vader handhaaft zijn verzoek om omgang en verzoekt om de omgang onder begeleiding op te starten en aan de moeder een dwangsom op te leggen voor het geval zij niet meewerkt met de omgangsregeling.
3. De heer Vandenbooren van de raad heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij betwijfelt of het NIFP in een ingewikkelde zaak als de onderhavige alleen op basis van het dossier een onderzoek zal verrichten. Verder stelt hij dat een ondertoezichtstelling wellicht een uitkomst zou kunnen zijn in deze zaak, om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke hulp wordt verleend. Een ander idee zou zijn om omgang te laten plaatsvinden in het per 1 mei 2008 geopende omgangshuis in [woonplaats] . Voorwaarde voor omgang is dan wel dat het gesprek tussen de ouders op gang komt en dat de statusvoorlichting plaatsvindt. Een kind heeft statusvoorlichting nodig en het is volgens de heer Vandenbooren veel te laat als deze voorlichting pas tijdens de pubertijd zou worden gegeven.
4. Het hof overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat een kind het recht heeft om te weten wie zijn ouders zijn. Daarnaast is het in het belang van een kind om zijn of haar vader te kennen en contact met hem te hebben. Concrete omstandigheden kunnen evenwel reden geven om van dat beginsel af te wijken.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat deze omstandigheden aanwezig zijn noch dat sprake is van contra-indicaties op grond waarvan de omgang tussen de minderjarige en de vader niet zou kunnen plaatsvinden. Het hof zal derhalve een omgangsregeling tussen de minderjarige en de vader vaststellen. Het hof wenst nog wel op te merken dat door de houding van de moeder de evenwichtige ontwikkeling van de identiteit van de minderjarige zou kunnen worden verstoord doordat de moeder nalaat om de minderjarige uitleg te geven over haar afkomst en tot nu toe niet mee werkt aan het tot stand brengen van een omgangsregeling. Het hof wenst de moeder mee te geven dat het haar taak en plicht is om de minderjarige voor te lichten over haar status.
5. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen van één weekend per twee weken van zaterdagmorgen 10.00 uur tot zondagavond 17.00 uur, alsmede gedurende de helft van alle vakanties. Daarnaast verzoekt hij om deze omgangsregeling geleidelijk op gang te brengen.
Tussen de vader en de minderjarige is geruime tijd geen contact geweest. Gelet hierop en gelet op de leeftijd van de minderjarige, acht het hof het in haar belang dat de omgang tussen haar en de vader voorzichtig en in een Omgangshuis wordt opgestart. Na ommekomst van een jaar dient deze begeleide omgang uit te monden in een omgangsregeling zoals verzocht door de vader.
6. De vader heeft ter terechtzitting verzocht om aan de moeder een dwangsom op te leggen voor elke dag dat zij niet meewerkt aan het uitvoeren van de omgangsregeling. Het hof wijst dit verzoek af, nu een dergelijke vermeerdering van een verzoek schriftelijk moet geschieden.
7. Het hof zal als navolgend beslissen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen is afgewezen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verwijst partijen, te weten:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. M.L. Kleyn,
advocaat: mr. P.C. Schroeijers,
(telefoonnummer: 0118-624950)
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
procureur mr. R.W. baron de Vos van Steenwijk,
advocaat mr. J.J.J. Jansen,
(telefoonnummer: 0113-344040)
naar Bureau Jeugdzorg Zeeland voor het verkrijgen van een indicatie voor het onder begeleiding op gang brengen van omgangscontacten tussen de vader voornoemd en de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum] 1998, te [geboorteplaats];
bepaalt dat partijen zich binnen veertien dagen na deze beschikking melden bij Bureau Jeugdzorg (adres als na te melden);
bepaalt dat partijen na het verkrijgen van een indicatie naar het omgangshuis te [adres] gaan voor begeleide omgangscontacten;
bepaalt dat de moeder de minderjarige tijdig voorafgaand aan ieder omgangscontact zal brengen naar het omgangshuis en haar daar aan het einde van elk contact weer zal ophalen;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar:
Bureau Jeugdzorg [adres]
bepaalt dat de omgang tussen de minderjarige en de vader eerst onder begeleiding van dat Omgangshuis zal plaatsvinden en wel op zulk een wijze dat een en ander met ingang van 1 juni 2009 zal uitmonden in de volgende omgangsregeling: één weekend per twee weken van zaterdagmorgen 10.00 uur tot zondagavond 17.00 uur, alsmede gedurende de helft van alle vakanties;
bepaalt dat de omgangsregeling tussen de minderjarige en de vader met ingang van 1 juni 2009 als volgt zal zijn: één weekend per twee weken van zaterdagmorgen 10.00 uur tot zondagavond 17.00 uur, alsmede gedurende de helft van alle vakanties;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Kamminga en Mulder, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2008.