GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 2 juli 2008
Zaaknummer : 105.009.114/01
Rekestnummer : 393-H-06
Rekestnr. rechtbank : FA RK 04-655
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur: voorheen mr. ir. P.J.A. Prinsen (tot 2 februari 2007),
[de moeder],
wonende op een onbekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst naar de tussenbeschikking van 27 september 2006, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij die tussenbeschikking is de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 24 februari 2007, teneinde onderzoek en bemiddeling te laten plaatsvinden door mevrouw drs. J.A.M. Hendriks. De deskundige heeft de opdracht gekregen bemiddelingsgesprekken te voeren met het doel de verhouding tussen partijen te verbeteren en tot afspraken te komen omtrent de omgang tussen de vader en [het kind].
Op 24 mei 2007 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Verschenen zijn: de vader, de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.M.A.E. d’Hamecourt-Broekmans, de deskundige en mevrouw Bakker namens de raad. Op deze mondelinge behandeling zijn nadere afspraken gemaakt met partijen en de deskundige over het verdere verloop van het deskundigenonderzoek.
De deskundige heeft bij brief van 14 maart 2008 het deskundigenbericht en de nota van de kosten van het deskundigenbericht aan het hof toegezonden.
De griffier van dit hof heeft op 26 maart 2008 een afschrift van bovengenoemd deskundigenbericht aan partijen doen toekomen.
Op 14 mei 2008 is de mondelinge behandeling voortgezet. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. D. Abotay en de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. A.M.A.E. d’Hamecourt-Broekmans. De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en daaraan voorafgaande tussenbeschikking van 24 mei 2004 van de rechtbank ’s-Gravenhage. Bij de bestreden beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, de vader het recht op omgang met [het kind] ontzegd tot 16 december 2007.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de vader en [het kind] (in de stukken ook wel [het kind] genoemd).
2. Uit het deskundigenrapport volgt dat de verhoudingen tussen partijen ernstig zijn verstoord. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader en wordt overheerst door gevoelens van angst jegens de vader. Bij de moeder bestaat hierdoor geen enkele ruimte voor het vaststellen van een omgangsregeling. De vader lijkt eveneens geen vertrouwen meer te hebben in de moeder. Voorts volgt uit het deskundigenonderzoek dat de ouders vaak verschillen van mening over voorvallen uit het verleden. Tevens hebben de ouders verschillende opvattingen over de wijze van opvoeding van [het kind], met name ten aanzien van het geloof. Ondanks de inspanningen van de ouders heeft de forensische mediation niet geleid tot een constructievere communicatie tussen de ouders of een herstel van vertrouwen in elkaar. De deskundige stelt dat het vaststellen van een omgangsregeling een negatieve invloed zal hebben op de positieve ontwikkeling die [het kind] thans doormaakt.
3. De vader stelt ter zitting van het hof dat omgang in het belang is van [het kind]. Hij begrijpt niet waarom hem al vier jaar lang omgang met [het kind] wordt ontzegd. De vader stelt dat hij volledig heeft meegewerkt aan het deskundigenonderzoek. Hij heeft bij de deskundige een cadeau met een kaart achtergelaten voor [het kind]. De vader wil graag meer doen voor [het kind] maar krijgt hiervoor geen ruimte van de moeder. De vader heeft veel moeite gedaan om een omgangsregeling met [het kind] van de grond te krijgen. De vader heeft het gevoel dat ondanks al zijn inspanningen slechts naar de wensen van de moeder wordt geluisterd. Voorts stelt de vader dat de moeder de spanningen tussen partijen opvoert door voortdurend zaken te herhalen. De vader betwist de stelling van de moeder dat hij een gevaarlijk persoon is met een crimineel verleden. Zij heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd.
4. De moeder stelt ter zitting van het hof dat zij zich volledig kan vinden in de conclusie van het deskundigenrapport. De moeder heeft nog steeds geen vertrouwen in de vader en stelt dat de vader haar niet respecteert. Zij stelt dat bemiddeling middels het deskundigenonderzoek de spanningen tussen partijen niet heeft kunnen wegnemen. De moeder stelt dat, nu er nog steeds grote spanningen bestaan tussen partijen en elke vorm van vertrouwen ontbreekt, er geen basis is voor een omgangsregeling aangezien dit in strijd is met de belangen van [het kind]. De moeder verklaart voorts dat [het kind] weet wie haar vader is omdat zij een foto van hem heeft gezien en dat [het kind] op de hoogte is van de situatie.
5. Het hof oordeelt als volgt.
Het recht op omgang is een fundamenteel recht van zowel ouder als kind. Uit de wet volgt dat de rechter het recht op omgang kan ontzeggen onder meer indien omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind of omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Het hof stelt vast dat de forensische mediation niet tot een oplossing heeft geleid. Uit het rapport van de deskundige volgt dat de communicatie tussen partijen slecht is en dat de ouders geen enkel vertrouwen hebben in elkaar. Gelet op de verhoudingen tussen partijen is het hof van oordeel dat uit het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [het kind] aanmerkelijke onrust en spanningen zullen voortvloeien, hetgeen ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke gezondheid en ontwikkeling van [het kind]. De zwaarwegende belangen van [het kind] om buiten het bestaande spanningsveld tussen de ouders te blijven, verzet zich naar het oordeel van het hof tegen het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [het kind].
6. Het hof stelt vast dat, buiten de schuld van partijen om de forensische mediation een lange tijd heeft geduurd. Hierdoor is de termijn waarop de vader omgang met [het kind] is ontzegd gedurende de procedure verlopen. De vader heeft derhalve geen belang meer bij zijn verzoek tot vernietiging van de bestreden beschikking voorzover het betreft de ontzegging van omgang met [het kind] tot 16 december 2007. Nu het hof van oordeel is dat een omgangsregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van [het kind], zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen [het kind] en hem vast te stellen. Het hof zal de vader het recht op omgang ontzeggen tot 25 juni 2009, een periode nog van één jaar, te rekenen vanaf de datum van deze beschikking.
7. Het hof merkt op dat het in het belang van [het kind] is dat de ouders toewerken naar een situatie waarbij zij elkaar onderling meer gaan vertrouwen, zodat er in de toekomst wellicht wel omgang kan plaatsvinden tussen de vader en [het kind]. Het hof stelt vast dat de ouders in dit kader ter zitting een goede start hebben gemaakt door overeen te komen dat schriftelijk contact tussen [het kind] en de vader zal worden opgestart. Zo heeft de vader verklaard driemaal per jaar een kaart met een tekst aan [het kind] te zullen sturen. De moeder heeft verklaard ervoor zorg te dragen dat [het kind] de kaart leest en de vader te zullen berichten over de reactie van [het kind] op de kaart, maar dat deze kaart via haar advocaat moet worden verzonden aangezien zij op een geheim adres verblijft. Het hof is van oordeel dat het in het belang van [het kind] is dat de ouders hun toezeggingen over en weer gestand zullen doen.
8. Ten aanzien van de kosten van de procedure in hoger beroep oordeelt het hof als volgt. Gelet op de door de deskundige overgelegde rekening en verantwoording, die het hof redelijk acht, stelt het hof hierbij de vergoeding van de deskundige vast op hetgeen door de deskundige is verzocht. Het hof zal, anders dan door de vader is verzocht, bepalen dat de kosten van het deskundigenonderzoek volledig voor rekening van de vader zullen komen. De vader is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking en de moeder heeft ook haar volledige medewerking verleend aan het deskundigenonderzoek. Het hof is voorts niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan het tot het oordeel zou moeten komen de helft van de kosten van het deskundigenonderzoek voor rekening van de moeder te laten komen. De overige kosten van de procedure in hoger beroep, zijnde de proceskosten, zal het hof compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
9. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek van de vader tot omgang met [het kind];
ontzegt de vader het recht op omgang met [het kind] tot 25 juni 2009;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de kosten van het deskundigenonderzoek volledig voor rekening van de vader zijn;
stelt de kosten van het deskundigenonderzoek vast op € 2.998,80 (inclusief BTW) en gelast de griffier van dit hof ten laste van het in deze zaak onder de griffier rustende voorschot van € 2.998,80 aan de deskundige te betalen;
gelast de griffier het restant van het voorschot - € 501,20 - terug te betalen aan de vader;
compenseert de proceskosten voor het overige aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Van Leuven en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Prins als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2008.