3. In de eerste grief klaagt de bewindvoerster dat de kantonrechter ten onrechte haar verzoek heeft afgewezen zonder haar te horen. De bewindvoerster voert daartoe aan dat de kantonrechter, door bewindvoerster niet te horen, heeft nagelaten zich goed voor te laten lichten. De bewindvoerster stelt zich op het standpunt dat het horen van haar door de kantonrechter noodzakelijk was, nu niet aanstonds bekend was dat het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking kwam en het een unieke zaak betreft omdat er een beroep wordt gedaan op de islamitische rechten en gebruiken.
In de tweede grief klaagt de bewindvoerster dat de kantonrechter haar beslissing ten onrechte niet nader heeft onderbouwd en gemotiveerd. De bewindvoerster voert daartoe aan dat de beschikking zeer summier is, waarbij geen aandacht is besteed aan de beweegredenen van de bewindvoerster en derhalve niet inhoudelijk op de materie is ingegaan.
In de derde grief klaagt de bewindvoerster dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat het verzoek van de bewindvoerster niet voor inwilliging in aanmerking komt omdat er geen sprake is van een schenkingstraditie. De bewindvoerster stelt zich op het standpunt dat in onderhavige zaak geen sprake kan zijn van een schenkingstraditie. Iedere moslim dient vanaf zijn pubertijd zakaat te geven, maar nu de rechthebbende destijds geen vermogen had, was hij niet zakaatplichtig. De rechthebbende is eerst zakaatplichtig geworden nadat hij een vermogen heeft verkregen. Dit is van een recentere datum. Mitsdien is dan ook geen sprake van een schenkingstraditie maar van een nieuwe situatie, aldus de bewindvoerster. Voorts betoogt de bewindvoerster dat het Nederlands recht geen verplichting kent om zakaat of aalmoezen te geven, waardoor onderhavige zaak een uniek karakter heeft.
In de vierde grief klaagt de bewindvoerster dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking komt zonder in te gaan op de door de bewindvoerster aangedragen nieuwe situatie of zich te laten inlichten over de beweegredenen en gronden van het verzoek. De bewindvoerster stelt zich op het standpunt dat er dan ook geen deugdelijk onderzoek ten grondslag ligt aan de bestreden beschikking. Ter terechtzitting heeft de bewindvoerster haar beroepschrift toegelicht. Zij heeft aangevoerd dat de rechthebbende [in 1994], op twaalfjarige leeftijd, bij een ernstig auto ongeluk betrokken is geweest, als gevolg waarvan hij ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen en er sprake is van gedeeltelijk blijvende invaliditeit. [Een verzekeringsmaatschappij] heeft in verband met dit ongeval een betaling van [een bedrag] aan de rechthebbende gedaan. Het resultaat van deze schadevergoeding is dat er thans een vermogen is. Nu de rechthebbende een vermogen heeft, dient hij daarover 2,5% aan zakaat te besteden, aldus de bewindvoerster. De bewindvoerster stelt dat zij zal worden afgerekend op de omstandigheid of de rechthebbende wel of niet aan zijn zakaatverplichting voldoet, nu zij bewindvoerster is en er alles aan moet doen het bewind op een zo goed mogelijke manier uit te voeren. Voorts heeft de bewindvoerster aangevoerd dat de rechthebbende, vanwege zijn gesteldheid, niet kan vasten tijdens de ramadan. Dat de rechthebbende niet kan vasten, wordt door hem, sinds het ongeluk, afgekocht door tijdens de ramadan € 300,- te zenden naar behoeftigen in Marokko waarvan daar in de basisbehoefte wordt voorzien. Verder heeft de bewindvoerster aangevoerd dat er vooruitgang zit in de ontwikkeling van de rechthebbende en dat er een kans bestaat dat hij in de toekomst weer kan lopen. Hiervoor zal wel speciale revalidatie nodig zijn in bijvoorbeeld Heliomare, wat kostbaar is.