ECLI:NL:GHSGR:2008:BD8646

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.908/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Kamminga
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 juli 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage. De vrouw, verzoekster en incidenteel verweerster, had in hoger beroep beroep ingesteld tegen de beschikking van 21 december 2007, waarin de rechtbank de echtscheiding tussen partijen had uitgesproken en bepaalde dat de vrouw recht had op verevening van het pensioen van de man. Tevens was bepaald dat de vrouw de voormalige echtelijke woning binnen zes maanden na inschrijving van de beschikking diende te verlaten.

De vrouw verzocht het hof om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad, omdat zij financieel afhankelijk was van de man en vreesde dat de man de woning zou doorverkopen, wat tot onoverkomelijke problemen zou leiden. De man daarentegen betwistte het verzoek van de vrouw en stelde dat zij geen belang had bij de schorsing, aangezien de executie van de beschikking pas mogelijk zou zijn na 15 november 2008.

Het hof overwoog dat schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad alleen kan plaatsvinden indien de tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Het hof oordeelde dat de vrouw voldoende aannemelijk had gemaakt dat haar belang bij het voortgezet gebruik van de voormalige echtelijke woning zwaarder woog dan het belang van de man bij de uitvoerbaarheid van de beschikking. Het hof heeft daarom het verzoek van de vrouw tot schorsing van de uitvoerbaarheid toegewezen tot het moment dat in het hoger beroep een beslissing wordt genomen.

De beslissing van het hof houdt in dat de behandeling van het hoger beroep zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum, waarbij partijen nog een oproep zullen ontvangen. De beschikking is gegeven door de rechters M. van Nievelt, A. Kamminga en J. van Wijk, bijgestaan door griffier mr. van Elden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 juli 2008
Zaaknummer : 105.012.908/01
Rekestnr. rechtbank : 07-78
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. G. van der Steen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. B.J. Davidse.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 19 maart 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 21 december 2007, en heeft voorts verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van die beschikking.
De man heeft op 21 mei 2008 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 26 mei 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 3 juli 2008 is het verzoek wat betreft de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar procureur, en de procureur van de man. De man is niet verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadsman van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
VASTSTAANDE FEITEN EN HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking, waarbij de rechtbank:
- de echtscheiding tussen partijen heeft uitgesproken;
- voor recht heeft verklaard dat overeenkomstig het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding de vrouw recht heeft op verevening van het pensioen van de man;
- uitvoerbaar bij voorraad heeft bepaald dat de vrouw de voormalige echtelijke woning aan de [adres], binnen zes maanden na inschrijving van deze beschikking zal verlaten en ontruimen met al wat en wie zich daarin of daarop of van of vanwege de vrouw mocht(en) bevinden en voormelde woning onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van de man zal stellen; en
- het meer of anders verzochte heeft afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. In geschil is thans de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking.
2. De vrouw verzoekt het hof te bepalen dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking wordt geschorst.
3. De man bestrijdt het verzoek van de vrouw en verzoekt het hof de door de vrouw gevraagde schorsing af te wijzen.
4. De vrouw stelt dat zij er recht en belang bij heeft om voor de duur van de procedure het voortgezet gebruik van de voormalige echtelijke woning te genieten. De vrouw voert hiertoe ten eerste aan dat zij momenteel financieel afhankelijk is van de man en dientengevolge recht en belang heeft bij voortzetting van de alimentatieverplichting die de man bij beschikking van 31 mei 2007 bij wege van voorlopige voorziening is opgelegd. Voorts voert de vrouw aan, samengevat weergegeven, dat zij met de man is verwikkeld in een procedure over het recht op deze woning en dat, indien zij de woning binnen de door de rechtbank bepaalde termijn verlaat, de man de woning zal doorverkopen, hetgeen tot onoverkomelijke problemen kan leiden indien zij in de andere procedure in het gelijk wordt gesteld.
5. De man betoogt dat de vrouw geen belang heeft bij haar verzoek, nu executie van de bestreden beschikking eerst mogelijk is met ingang van 15 november 2008 en in de procedure met betrekking tot het recht op de woning op 16 juli 2008 een vonnis zal worden gewezen.
6. Het hof overweegt als volgt. Schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad kan slechts indien tenuitvoerlegging van de betreffende uitspraak misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Daarvan kan sprake zijn indien de bestreden beschikking op een juridische of feitelijke misslag berust of er een noodtoestand ontstaat op grond van na de bestreden beschikking voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden. De alimentatieverplichting die de man bij beschikking van 31 mei 2007 bij wege van voorlopige voorziening is opgelegd eindigt ingevolge artikel 826 lid 1 onder c Rv pas op het moment dat de bestreden beschikking voor zover betreffende de partneralimentatie in kracht van gewijsde gaat. Deze voorlopige voorziening loopt derhalve door reeds omdat de vrouw hoger beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek tot vaststelling van de partneralimentatie. Schorsing van de uitvoerbaarheid is daarvoor niet nodig.
7. Met betrekking tot de tweede grond overweegt het hof als volgt. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht om het voortgezet gebruik van de voormalige echtelijke woning. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de vrouw belang heeft bij haar verzoek om schorsing van de uitvoerbaarheid van de beslissing van de rechtbank en – gelet op hetgeen zij heeft aangevoerd – voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar belang zwaarder dient te wegen dan het belang van de man bij de uitvoerbaarheid daarvan. Het hof neemt hiertoe in aanmerking dat het in stand laten van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de verplichting voor de vrouw om de voormalige echtelijke woning te verlaten, tot onoverkomelijke problemen kan leiden indien zij in de procedure met betrekking tot die woning in het gelijk wordt gesteld. Nu de beslissing ten aanzien het recht op de voormalige echtelijke woning nog niet vaststaat, zal het hof het verzoek van de vrouw tot schorsing van de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking toewijzen tot het moment dat in onderhavig hoger beroep tussen partijen door het hof is beslist.
BESLISSING
Het hof:
wijst toe het verzoek van de vrouw tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad tot het moment dat in onderhavig hoger beroep tussen partijen door het hof is beslist;
bepaalt dat de behandeling van het hoger beroep zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum, waarvoor partijen nog een afzonderlijke oproep zullen ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Kamminga en van Wijk, bijgestaan door mr. van Elden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2008.