ECLI:NL:GHSGR:2008:BD9527
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Mos-Verstraten
- A. van Leuven
- J. van Montfoort
- Rechtspraak.nl
Beoordeling noodzaak uithuisplaatsing in het licht van pedagogische (on)macht van ouders
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 juni 2008, staat de uithuisplaatsing van een minderjarige centraal. De ouders, hierna gezamenlijk aangeduid als de ouders, hebben hoger beroep aangetekend tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Dordrecht, die de uithuisplaatsing van hun kind had verlengd. De kinderrechter had in zijn beschikking van 19 december 2007, die later werd hersteld op 13 februari 2008, geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de ontwikkeling van de minderjarige, die sinds juli 2006 in een pleeggezin verblijft. De ouders betwisten de noodzaak van deze uithuisplaatsing en stellen dat zij in staat zijn om een stabiele en veilige omgeving voor hun kind te bieden. Ze hebben hun leven verbeterd door relatietherapie en het volgen van cursussen, en zijn van mening dat ze de opvoeding van hun kinderen nu adequaat kunnen verzorgen.
Jeugdzorg, de instantie die betrokken is bij de uithuisplaatsing, heeft echter betoogd dat de ouders niet in staat zijn om in de opvoedingsbehoeften van de minderjarige te voorzien. Het FORA-rapport, dat de ontwikkeling van de minderjarige heeft onderzocht, concludeert dat de ouders onvoldoende inzicht hebben in de opvoedingssituatie en dat terugkeer naar huis niet in het belang van de kinderen is. Het hof heeft de argumenten van de ouders en Jeugdzorg zorgvuldig afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de ouders momenteel niet in staat zijn om een stabiel opvoedingsklimaat te bieden. De uithuisplaatsing van de minderjarige blijft daarom noodzakelijk, en het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de kinderrechter.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van een veilige en stabiele omgeving voor de ontwikkeling van de minderjarige, en bevestigt dat de wettelijke gronden voor uithuisplaatsing nog steeds van toepassing zijn. Het hof heeft daarbij aangegeven dat Jeugdzorg zo spoedig mogelijk moet zorgen voor een perspectiefbiedend pleeggezin voor de minderjarige.