ECLI:NL:GHSGR:2008:BF8854

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.813-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Husson
  • A. van Nievelt
  • M. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partneralimentatie en levensonderhoud na langdurig huwelijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie na een echtscheiding na een huwelijk van 26 jaar. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in maart 2008 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 december 2007, waarin werd bepaald dat hij aan de vrouw een bedrag van € 960,- per maand moest betalen als partneralimentatie. De man betwist de hoogte van de alimentatie en verzoekt het hof om deze te verlagen en te limiteren tot een termijn van vijf jaar, onder verwijzing naar de vermeende mogelijkheden van de vrouw om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw, verweerster in hoger beroep, verzet zich tegen de verzoeken van de man en vraagt om een verhoging van de alimentatie naar € 2.000,- per maand, onderbouwd met haar beperkte verdiencapaciteit en de omstandigheden van het huwelijk.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de lange duur van het huwelijk, de rolverdeling binnen het huwelijk en de huidige financiële situatie van beide partijen. Het hof concludeert dat de vrouw, ondanks haar inspanningen, niet in staat is om volledig in haar eigen levensonderhoud te voorzien, en dat er geen reden is om de alimentatie te limiteren. De man heeft zijn draagkracht niet betwist en het hof oordeelt dat de vastgestelde alimentatie van € 960,- per maand in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. De verzoeken van de man worden afgewezen en de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.

De uitspraak is gedaan op 24 september 2008 door het Gerechtshof 's-Gravenhage, waarbij de rechters H. Husson, A. van Nievelt en M. van Dijk betrokken waren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 24 september 2008
Zaaknummer : 105.012.813.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-2543
[de man],
wonende te Zoetermeer,
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J. Heinrici,
tegen
[de vrouw],
wonende te Zoetermeer,
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. Ferwerda.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 10 maart 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 december 2007 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 11 april, 6 mei en 22 augustus 2008 aanvullende stukken ingekomen.
De vrouw heeft op 26 mei 2008 een verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 11 juli 2008 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 26 augustus 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 3 september 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten, die allen het woord hebben gevoerd; de advocaat van de vrouw onder meer aan de hand van een bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans nog van belang, bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 960,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep geen grief is gericht.
De echtscheidingsbeschikking is op 11 april 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In hoger beroep zijn in geschil de door de man te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud ten behoeve van de vrouw (hierna: partneralimentatie) en de limitering van de duur van de te betalen bijdrage.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover een partneralimentatie is toegekend van € 960,- per maand en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de door de vrouw verzochte partneralimentatie wordt afgewezen, althans op een lager bedrag wordt vastgesteld en in het laatstgenoemde geval onder limitering van de duur van de verplichting tot levensonderhoud tot een redelijke termijn van ten hoogste vijf jaar, althans tot een door het hof in goede justitie oordelend vast te stellen termijn.
3. De man stelt zich in zijn beroepschrift op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat hij een partneralimentatie zal dienen te betalen van € 960,-, per maand. Volgens de man heeft de rechtbank daartoe ten onrechte overwogen dat er onvoldoende gronden aanwezig zijn om uit te gaan van een extra verdiencapaciteit van de vrouw. Immers, de verwachting dat de vrouw geheel of gedeeltelijk in haar eigen levensonderhoud kan voorzien is, gelet op de maatschappelijke opvattingen en het feit dat de twee kinderen van partijen al grotendeels zelfstandig zijn, gerechtvaardigd, aldus de man. Nu de vrouw geacht kan worden op niet al te lange termijn volledig in haar eigen levensonderhoud te gaan voorzien, dient volgens de man de alimentatieverplichting in redelijkheid te worden beperkt.
4. De vrouw bestrijdt het beroep van de man en verzoekt het hof de verzoeken van de man af te wijzen. Voor het geval het hof tot een herbeoordeling van de bestreden beschikking alsmede de daaraan ten grondslag liggende financiële overwegingen en stukken overgaat, verzoekt de vrouw in incidenteel appel het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de partneralimentatie en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de man, met ingang van de datum van inschrijving van de ten deze te wijzen echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, aan de vrouw, ten behoeve van haar levensonderhoud, zal dienen te betalen een bedrag ter hoogte van € 2.000,- bruto per maand, althans een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
5. De vrouw stelt zich in haar verweerschrift op het standpunt dat de man ten onrechte de mening is toegedaan dat zij haar verdiencapaciteit kan uitbreiden, nu volgens de vrouw haar leeftijd, gebrek aan werkervaring en gebrek aan opleiding haar positie op de arbeidsmarkt zeer zwak maken en haar geringe verdiencapaciteit volledig aan het huwelijk dient te worden toegeschreven. Voorts voldoet de man niet aan de verzwaarde stelplicht die noodzakelijk is bij limitering, aldus de vrouw.
6. Het hof overweegt als volgt.
Behoeftigheid van de vrouw / Limitering
7. Dat de behoefte van de vrouw € 1.750,- netto per maand bedraagt, zoals door de rechtbank is overwogen, is door de man niet betwist en staat derhalve naar het oordeel van het hof als niet bestreden vast. Nu de man eveneens niet heeft betwist dat het inkomen van de vrouw tot 1 mei 2008 gemiddeld € 451,66 netto per maand bedroeg, stelt het hof de behoeftigheid van de vrouw voor de periode tussen 11 april 2008 tot 1 mei 2008, evenals de rechtbank, vast op € 1.298,34 netto per maand.
8. De vrouw is met ingang van 1 mei 2008 voor twintig uur in de week gaan werken als algemeen assistent crematorium bij [bedrijf X]. Het inkomen van de vrouw bedraagt, gelet op de door de vrouw overgelegde salarisspecificaties over de maanden mei, juni en juli 2008, met ingang van 1 mei 2008 gemiddeld € 961,87 netto per maand. Gelet hierop stelt het hof de behoeftigheid van de vrouw met ingang van 1 mei 2008 vast op € 788,13 netto per maand.
9. Het hof overweegt voor wat betreft de mogelijkheden van de vrouw om meer of volledig in haar eigen levensonderhoud te gaan voorzien als volgt. Naar aanleiding van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de vrouw zich tot op heden voldoende heeft ingespannen om volledig in haar eigen levensonderhoud te gaan voorzien, doch dat dit als gevolg van omstandigheden buiten haar invloedsfeer niet is gelukt. Het hof stelt voorop dat partijen tot aan de ontbinding van het huwelijk op 11 april 2008 zesentwintig jaar gehuwd zijn geweest, twee kinderen hebben grootgebracht en dat in het huwelijk sprake was van een zogenoemde traditionele rolverdeling. Onweersproken staat vast dat de thans 48-jarige vrouw gedurende het huwelijk ruim twintig jaar niet werkzaam is geweest. Mede gelet hierop is het hof van oordeel dat de vrouw zich op de arbeidsmarkt voldoende heeft ingespannen als tot dusver van haar kan worden gevergd. Om die reden kan het feit dat de vrouw thans niet door eigen inspanning in haar eigen levensonderhoud kan voorzien niet aan haar worden verweten en bestaat er geen grond voor het oordeel dat zij thans moet worden geacht door middel van arbeid geheel, althans in meerdere mate dan nu het geval is, in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Het hof acht het, gelet op het voorgaande, niet redelijk om de alimentatie in duur te beperken en zal het desbetreffende verzoek van de man dan ook afwijzen.
Draagkracht
10. Dat de man draagkracht heeft de door de rechtbank vastgestelde partneralimentatie te betalen, is door de man niet betwist en staat naar het oordeel van het hof derhalve als niet bestreden vast.
Conclusie partneralimentatie
11. Uit dit alles volgt dat een alimentatie van € 960,- per maand, gelet op de behoefte van de vrouw en andere inkomsten, in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. Weliswaar is de behoeftigheid van de vrouw per 1 mei 2008 op een lager netto bedrag vastgesteld, maar na omrekening van dit netto bedrag naar een bruto bedrag resulteert geen lagere partneralimentatie.
12. Het door de vrouw in voorwaardelijk incidenteel appel verzochte behoeft geen behandeling omdat het principaal appel niet tot een herbeoordeling van de bestreden beschikking leidt.
13. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het verzoek van de man tot toekenning van limitering van de duur van de alimentatie af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, van Nievelt en van Dijk, bijgestaan door mr. van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2008.