ECLI:NL:GHSGR:2008:BG0019

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.011.720-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
  • M. Mos-Verstraten
  • K. Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de moeder tegen beschikking rechtbank 's-Gravenhage inzake niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de moeder hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 april 2008. Het beroepschrift is op 2 september 2008 ingediend, maar de termijn voor het instellen van hoger beroep was op dat moment reeds verstreken. Volgens artikel 806, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de termijn voor het instellen van hoger beroep drie maanden na de uitspraak. De termijn eindigde op 29 juli 2008, waardoor het hoger beroep te laat is ingediend.

De advocaat van de moeder voerde aan dat hij mocht afgaan op een mededeling van een medewerkster van de griffie, die hem had geïnformeerd dat het beroep tegen de beschikking van 30 oktober 2007 ook betrekking had op de beschikking van 29 april 2008. Het hof oordeelde echter dat deze mededeling niet aan de vereisten voor een beroepschrift voldeed en dat er geen rechten ontleend kunnen worden aan een onjuiste mededeling van een griffiemedewerker.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2008 waren de moeder en haar advocaat aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden. De biologische vaders van de minderjarigen waren niet verschenen, ondanks behoorlijke oproeping. Na de behandeling heeft het hof beslist dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep, wat betekent dat haar verzoek niet in behandeling wordt genomen.

De uitspraak is gedaan door de rechters Fockema Andreae-Hartsuiker, Mos-Verstraten en Kamminga, met mr. Van der Kamp als griffier, en vond plaats op 8 oktober 2008.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 8 oktober 2008
Zaaknummers : 200.011.720/01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 08-723
[de moeder],
wonende te [de woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. T. Venneman,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
kantoor houdende te [de woonplaats],
hierna te noemen: jeugdzorg.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [X],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen: de biologische vader van de [minderjarige Z],
2. [Y],
wonende te [de woonplaats],
hierna te noemen: de biologische vader van de [minderjarige W].
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is bij beroepschrift van 2 september 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 29 april 2008.
Jeugdzorg heeft op 12 september 2008 een verweerschrift ingediend.
Op 17 september 2008 is de zaak, tezamen met de zaken met rekestnummers 105.012.573/01 en 200.011.722/01, mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en namens jeugdzorg: mevrouw M. de Graaf en de heer A. Ramawadh. De biologische vaders van de [minderjarigen Z en W] zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. Het beroepschrift, dat bij het hof is ingekomen op 2 september 2008, richt zich onder meer tegen een beschikking van de rechtbank [de woonplaats] van 29 april 2008. Ingevolge het ten deze van toepassing zijnde artikel 806, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is de termijn voor het instellen van hoger beroep drie maanden na de dag van de uitspraak. De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 29 juli 2008 en was op het moment van indiening van het beroepschrift reeds verstreken. Het hoger beroep is derhalve te laat ingesteld, zodat de moeder daarin niet-ontvankelijk is. Het verweer van de advocaat van de moeder dat hij mocht afgaan op de mededeling van een medewerkster van de griffie van het hof dat hij door middel van het sturen van een brief aan het hof, waarin staat dat het beroep gericht tegen de beschikking van 30 oktober 2007 tevens is gericht tegen de beschikking van
29 april 2008, tijdig in beroep komt van de beschikking van 29 april 2008, doet niet af aan het voorgaande. Niet alleen voldoet genoemde brief niet aan de aan een beroepschrift te stellen eisen, maar bovendien kunnen op grond van vaste jurisprudentie geen rechten worden ontleend aan een mogelijk onjuiste mededeling van een medewerkster van de griffie aan het adres van de advocaat.
2. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, Mos-Verstraten, Kamminga, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2008.