GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 8 oktober 2008
Zaaknummers : 200.011.722.01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 08-723
[de vrouww],
wonende te [de woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. T. Venneman,
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
kantoorhoudende te [de woonplaats],
hierna te noemen: jeugdzorg.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de man],
wonende te [de woonplaats],
hierna te noemen: de biologische vader van de minderjarige [X].
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 2 september 2008 in hoger beroep gekomen van onder meer een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 juni 2008.
Jeugdzorg heeft op 12 september 2008 een verweerschrift ingediend.
Op 17 september 2008 is de zaak, tezamen met de zaken met rekestnummers 105.012.573/01 en 200.011.720/01, mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en namens jeugdzorg: mevrouw M. de Graaf en de heer A. Ramawadh. De biologische vader van de minderjarige [X] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van de hierna te noemen minderjarige [X] verlengd voor de periode van 4 juni 2008 tot 1 mei 2009.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondertoezichtstelling van de minderjarige [X] (hierna: [X]), geboren op 18 juni 2007, voor de periode van 4 juni 2008 tot 1 mei 2009.
2. De moeder verzoekt het hof, voor zover thans nog van belang en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek tot ondertoezichtstelling alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek af te wijzen, dan wel een zodanige uitspraak te doen als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
3. De moeder stelt zich in haar beroepschrift op het standpunt dat de rechtbank onterecht en onvoldoende gemotiveerd heeft overwogen dat de gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig zijn, nu ter motivering van de bestreden beschikking slechts is verwezen naar het dossier. Volgens de moeder kan uit het dossier geen ernstige bedreiging voor de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van de minderjarige worden afgeleid. De moeder stelt dan ook dat de ondertoezichtstelling niet uitgesproken had mogen worden.
4. Jeugdzorg bestrijdt het beroep van de moeder en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de moeder, strekkende tot vernietiging van de bestreden beschikking, af te wijzen. Jeugdzorg stelt zich in zijn verweerschrift op het standpunt dat verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is gelet op de zorgen die er zijn omtrent de ontwikkeling en opvoeding van [X]. Daarbij komt nog dat de positieve ontwikkelingen bestendigd dienen te worden en dat voortzetting van de al ingezette hulpverlening daarvoor noodzakelijk is, aldus jeugdzorg.
5. Het hof overweegt als volgt.
6. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat er na de geboorte van [X] zorgen waren omtrent zijn zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid en dat er aanwijzingen waren dat de ontwikkeling van [X] ernstig werd bedreigd. Op dat moment waren er nog veel onduidelijkheden in de opvoedingssituatie bij de moeder, zoals de rol van de oma moederszijde van [X] in het gezin en de mogelijkheden tot het creëren van een gestructureerd opvoedingsklimaat bij de moeder thuis waarin rust en veiligheid gewaarborgd konden worden. Onder de huidige omstandigheden is het hof evenwel van oordeel dat er onvoldoende gronden aanwezig zijn om de ondertoezichtstelling van [X] te handhaven. Het hof overweegt hierbij dat jeugdzorg ter zitting heeft erkend dat er sprake is van een positieve ontwikkeling en dat de moeder goed in staat is de verzorging van [X] op zich te nemen. Het gaat goed met [X] en de moeder lijkt haar thuissituatie op orde te hebben. De oma moederszijde van [X] heeft een eigen woning betrokken. Door jeugdzorg zijn feiten noch omstandigheden gesteld die van dien aard zijn dat [X] zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd. De zorg van jeugdzorg dat het wellicht in de toekomst niet goed zal gaan en de bedoeling om de positieve ontwikkelingen te bestendigen, vormen onvoldoende grond om de inbreuk op het ouderlijk gezag, die de ondertoezichtstelling uit haar aard is, in dit geval te handhaven. Hoewel vaststaat dat de moeder hulp nodig heeft bij de verzorging en opvoeding van [X], is niet gebleken dat de vrijwillige hulpverlening – in de vorm van gespecialiseerde gezinsverzorging die thans al plaatsvindt – heeft gefaald of zal falen.
7. Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de in artikel 1:254 lid 1 Burgerlijk Wetboek genoemde gronden om [X] onder toezicht te stellen thans niet aanwezig zijn, zodat het hof de ondertoezichtstelling met ingang van 9 oktober 2008 zal opheffen en de bestreden beschikking in zoverre zal vernietigen.
8. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
heft de ondertoezichtstelling van [X] met ingang van 9 oktober 2008 op;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, Mos-Verstraten en Kamminga, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2008.