ECLI:NL:GHSGR:2008:BG2039

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200577506
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.C.H. Koning
  • J. Kramer
  • E. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben van haatzaaiende T-shirts en een wapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 oktober 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, maar werd wel veroordeeld voor de feiten 2 en 3. De verdachte had samen met een ander een aantal T-shirts in bezit die teksten en afbeeldingen bevatten die als kwetsend voor de Joodse gemeenschap werden beschouwd. Daarnaast had de verdachte een ploertendoder voorhanden. Het hof oordeelde dat de tenlastelegging voldeed aan de wettelijke eisen en verwierp het verweer van de raadsman dat de inleidende dagvaarding nietig verklaard moest worden. Het hof oordeelde dat de teksten op de T-shirts niet op zichzelf aanzetten tot haat, maar dat de combinatie van de afbeeldingen en teksten wel degelijk als kwetsend kon worden gezien. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd bepaald dat de in beslag genomen T-shirts en de ploertendoder aan het verkeer werden onttrokken. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de feiten en omstandigheden die tijdens de zittingen naar voren zijn gekomen, en heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005775-06
Parketnummer: 11-500399-06
Datum uitspraak: 30 oktober 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 5 oktober 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te / op / 1984,
adres: /.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 25 januari 2008, 24 april 2008 en 16 oktober 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis. Voorts is de benadeelde partij, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg onder feit 1 gegeven vrijspraak en evenmin tegen de daarmee verbonden beslissing over de vordering van de benadeelde partij.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Verweer nietigheid inleidende dagvaarding
Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2008 heeft de raadsman het verweer gevoerd dat de inleidende dagvaarding ter zake van het onder 2 tenlastegelegde,
1e gedachtenstreepje, nietig dient te worden verklaard aangezien de enkele vermelding in die tenlastelegging dat sprake is van “een afbeelding” niet geldt als een voldoende feitelijke omschrijving zoals vereist in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, en hij verwijst daartoe naar een uitspraak van de Hoge Raad, NJ 2000, 229.
Het hof verwerpt dit verweer.
Het hof is van oordeel dat de tenlastelegging op het onderhavige punt voldoet aan de wettelijke eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt. De omschrijving in haar geheel laat er geen twijfel over bestaan welke T-shirts zijn bedoeld.
Bovendien heeft de verdachte er geen blijk van gegeven niet te begrijpen wat haar hier wordt verweten.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraak
Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2008 heeft de raadsman ten aanzien van het onder 2, 2e gedachtenstreepje, tenlastegelegde aangevoerd dat met “Combat 18” een rechts-extremistische beweging in Engeland wordt bedoeld met onduidelijke denkbeelden, zodat onduidelijk is of alleen de tekst ‘Combat 18’ beledigend of haatzaaiend is. De raadsman heeft derhalve vrijspraak voor dat gedeelte van de tenlastelegging bepleit.
Het hof is van oordeel dat de in het 2e gedachtenstreepje onder 2 tenlastegelegde genoemde teksten “Combat 18” en “Whatever it takes”, niet te beschouwen zijn als uitlatingen die op zichzelf bezien aanzetten tot haat tegen of discriminatie van de Joden, wegens hun ras, evenmin in verbinding met het woord “support” op die
hemden.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2
“zij op 13 juni 2006 te Papendrecht, tezamen en in vereniging met een ander, anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving voorwerpen, te weten: 43 T-shirts, voorzien van een afbeelding en de tekst “Destroy Zionism”, waarin een uitlating was vervat die, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aanzette tot haat tegen en discriminatie van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (ethnische afstamming) en gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen, te weten de Joden, wegens hun ras (ethnische afstamming), ter verspreiding in voorraad heeft gehad”.
Feit 3
“zij op 13 juni 2006 te Papendrecht een wapen van categorie I, onder 3, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad”.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verweer raadsman
Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 januari 2008 heeft de raadsman het verweer gevoerd dat de in het 1e gedachtenstreepje onder 2 tenlastegelegde genoemde tekst ‘Destroy Zionism’ geen beledigende tekst is in de zin van artikel 137e, eerste lid, sub 2 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien het niet tegen de Joden is gericht, maar tegen een idee/streven, hetgeen niet beledigend is.
Het hof verwerpt dit verweer.
Zionisme is in de ogen van het hof een politieke stroming. De aangehaalde woorden bestempelen het T-shirt dus niet tot ongeoorloofd.
Het T-shirt wordt evenwel overheerst door twee figuren van staande personen, van wie de ene een jodenhoed en pijpenkrullen langs zijn oren draagt en aldus is uitgebeeld als belijdende jood. De ander draagt die kenmerken niet en houdt een pistool gericht op de man naast hem. Deze figuren in deze opstelling met daarbij onder meer het woord “destroy” bestempelen het T-shirt tot op uitroeiing van joden gericht.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
Medeplegen van een voorwerp waarin, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een uitlating is vervat die, aanzet tot haat tegen en discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, ter verspreiding in voorraad hebben, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 3 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander een hoeveelheid hemden met daarop teksten en afbeeldingen ter verspreiding in bezit gehad. Uit de teksten en afbeeldingen spreekt volstrekte minachting voor de Joodse gemeenschap. Het lijdt geen twijfel dat het zien van dergelijke hemden (vooral) bij die gemeenschap traumatische gevoelens teweeg zal brengen.
Een feit als het onderhavige leidt doorgaans tot veel maatschappelijke onrust.
Voorts heeft de verdachte een ploertendoder voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een dergelijk wapen moet vanwege de dreiging en het gevaar die van het bezit van een dergelijk wapens uitgaat, worden bestreden.
Het hof is van oordeel dat alleen een deels onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: 43 T-shirts, kleur zwart, voorzien van een afbeelding en de tekst “Destroy Zionism”, 11 T-shirts, kleur zwart, voorzien van de tekst “Combat 18” en “Whatever it takes” en een ploertendoder dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven 43 T-shirts, kleur zwart, voorzien van een afbeelding en de tekst “Destroy Zionism”, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit voorwerpen betreffen met behulp waarvan het onder 2 bewezenverklaarde is begaan en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven ploertendoder dient te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit een voorwerp betreffen met behulp waarvan het onder 3 bewezenverklaarde is begaan en dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen 11 T-shirts, kleur zwart, voorzien van de tekst “Combat 18” en “Whatever it takes”, zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b (oud), 36c, 47, 57 (oud) en 137e van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt, dat een op 1 (één) maand bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 43 T-shirts, kleur zwart en voorzien van een afbeelding en de tekst "Destroy Zionism";
- een ploertendoder.
Gelast de teruggave aan de verdachte van 11 T-shirts, kleur zwart, voorzien van de tekst "Combat 18" en "Whatever it takes".
Dit arrest is gewezen door mr. S.C.H. Koning,
mr. J. Kramer en mr. E. Bos, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 oktober 2008.
Mr. E. Bos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.