ECLI:NL:GHSGR:2008:BG3452

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001692-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs voor gevaarzetting

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 5 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter te Dordrecht. De verdachte was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en kreeg een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep eenzelfde straf geëist. De zaak draaide om drie beschuldigingen van gevaarzetting: het rijden met een te hoge snelheid, het raken van de berm met de auto en het verliezen van de macht over het stuur. Het hof heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. Er was geen bewijs dat de auto van de verdachte met een of twee wielen in de berm was geraakt, en het verlies van de macht over het stuur kon niet aan de verdachte worden toegeschreven. De getuigenverklaringen over de snelheid waren niet overtuigend genoeg om te concluderen dat de verdachte harder reed dan toegestaan. Het hof concludeerde dat de verdachte zich aan de maximumsnelheid had gehouden en dat de verkeerssituatie ter plaatse niet leidde tot een veroordeling. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof werd genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechten van de verdachte in acht zijn genomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001692-08
Parketnummer: 11-430049-08
Datum uitspraak: 5 november 2008
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter te Dordrecht, zitting houdende te [geboorteplaats] van 17 maart 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
adres: [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
22 oktober 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden zal worden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. Tevens is aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van twaalf maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 Wegenverkeerswet 1994, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Geldigheid van de dagvaarding
Door de raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de partiële nietigheid van de dagvaarding dient te worden uitgesproken, aangezien de tenlastegelegde handelingen volgens haar onvoldoende feitelijk zijn weergegeven.
Naar 's hofs oordeel is het voor de verdachte op grond van de feitelijke beschrijving voldoende duidelijk tegen welke beschuldiging zij zich moet verweren en is derhalve voldaan aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het beroep op partiële nietigheid van de dagvaarding.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Drie wijzen van gevaarzetting zijn ten laste gelegd: gelet op situatie ter plaatse een te hoge snelheid, met een of meer wielen in de berm raken en de macht over het stuur verliezen.
Het hof heeft niet vastgesteld dat de auto van de verdachte met een of twee wielen in de berm naast de weg is geraakt. Evenmin is gebleken dat het verlies van de macht over het stuur aan de verdachte is te verwijten in plaats van dat dit is gekomen door een reactie of reflex, opgeroepen door een onverwachte gebeurtenis op de weg voor haar auto.
Blijft over de vraag of de verdachte, die zich aan de maximum snelheid van 60 kilometer per uur ter plaatse heeft gehouden, harder heeft gereden dan de verkeerssituatie ter plaatse gebood. Volgens een aantal getuigen reed zij aan de harde kant, maar deze indruk kan zijn beïnvloed door het ongeluk dat is gevolgd en de ernstige gevolgen daarvan. Een automobilist achter de fietsers die de verdachte tegenkwam, vermeldt een onverwachte inhaalmanoeuvre van een fietser voor in de groep fietsers kort voor het ongeluk. Vast staat dat in de groep hier en daar al meer dan twee fietsers naast elkaar reden. Dit kan een onverwachte manoeuvre en het verlies van de macht over het stuur verklaren, ook zonder dat de verdachte harder reed dan de plaatselijke situatie toeliet.
Voldoende houvast voor de stelling dat de verdachte harder heeft gereden dan toen verantwoord was, heeft het hof niet gevonden. Het hof komt aldus niet tot de slotsom dat de verdachte, gelet op de situatie ter plaatse, met een te hoge snelheid heeft gereden.
Nu geen van de drie verweten wijzen van gevaarzetting is bewezen, zal het hof de verdachte vrijspreken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. S.C.H. Koning en mr. D. Jalink, in bijzijn van de griffier mr. V.A.M. Willemsen. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 november 2008.