ECLI:NL:GHSGR:2008:BG4402

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200671707
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs en tegenstrijdige getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 november 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 december 2007. De verdachte, geboren in 1972, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat er verschillende getuigenverklaringen zijn die onderling tegenstrijdig zijn, wat de betrouwbaarheid van het bewijs in twijfel trekt. De verdachte heeft de verklaringen van getuige [a] betwist, terwijl getuige [b] de verklaring van de verdachte bevestigt. Het hof concludeert dat het niet met voldoende zekerheid kan vaststellen welke verklaringen waar zijn en besluit daarom om geen hernieuwde oproeping van getuigen te doen.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van zeven jaren had geëist. Echter, het hof oordeelt dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De verklaringen van getuigen waren vaak onder invloed van alcohol, wat hun betrouwbaarheid verder ondermijnt. Het hof spreekt de verdachte vrij van de hem tenlastegelegde feiten en vernietigt het vonnis waarvan beroep. Tevens wordt de vordering van de benadeelde partij afgewezen. De beslissing van het hof is genomen in het openbaar en is een belangrijke uitspraak in het kader van de waarheidsvinding in strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006717-07
Parketnummer: 10-690011-07
Datum uitspraak: 17 november 2008 (bij vervroeging)
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 11 december 2007 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 25 september 2008 en 10 november 2008.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, primair en subsidiair, en 2 primair en subsidiair, is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof stelt vast dat een aantal van de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen onderling tegenstrijdig zijn. Dat geldt onder meer voor de verklaring van [a] dat de verdachte is uitgestapt toen [a] bij zijn woning werd afgezet en dat de verdachte toen van zijn kamer een tas heeft opgehaald. De verdachte heeft deze verklaring betwist. De verklaring van de verdachte wordt bevestigd door de verklaring van de getuige [b], terwijl de getuige [a] bij zijn verhoor door de rechter-commissaris in overwegende mate op zijn oorspronkelijke verklaring is teruggekomen.
Iets soortgelijks geldt voor de verklaringen over de vraag of en door wie aan de verdachte gevraagd is om “wapens” of “die ding of dingen” mee te nemen.
Het hof stelt verder vast dat meerdere getuigen ten tijde van het tenlastegelegde onder (sterke) invloed van alcoholhoudende drank waren, hetgeen de betrouwbaarheid van hun zich in het dossier bevindende verklaringen niet ten goede zal zijn gekomen.
Het hof is, gelet op het bovenstaande, niet in staat om met voldoende zekerheid vast te stellen welke verklaringen op waarheid berusten en daarom voor het bewijs bruikbaar zijn.
Nu het hof niet de verwachting heeft dat een hernieuwde oproeping en het ambtshalve opnieuw horen van de getuigen tot een ander inzicht en oordeel zal leiden ziet het hof daarvan af.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat bij de verdachte wetenschap heeft bestaan dat zich in de door hem vervoerde tas wapens bevonden hebben. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van de (aanmerkelijke) kans dat zich in die tas wapens bevonden. Daarnaast is ook niet komen vast te staan dat de verdachte met een medeverdachte in de buurt is blijven rondrijden om Dominicaanse mannen op te sporen.
De verdachte dient derhalve van het hem tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Beslissing omtrent de benadeelde partij
Uit het bovenstaande volgt dat de vordering van de benadeelde partij (die door de rechtbank was toegewezen) thans dient te worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij af.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. S.J.A.M. van Gend, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 november 2008.