ECLI:NL:GHSGR:2008:BG5596

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
105.012.734/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Dusamos
  • M. Savelbergh
  • J. Labohm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie in hoger beroep met betrekking tot minderjarige in het buitenland

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 oktober 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie ten behoeve van een minderjarige, geboren in 2006. De vader, verzoeker in hoger beroep, was in beroep gegaan tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 november 2007, waarin was bepaald dat hij een bijdrage van € 300 per maand moest betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De vader stelde dat hij geen draagkracht had om dit bedrag te voldoen en verzocht het hof om de alimentatie te verlagen.

De moeder, verweerster in hoger beroep, woonde met de minderjarige in het buitenland en had geen inzage gegeven in haar financiële situatie. Het hof oordeelde dat de moeder niet voldoende bewijs had geleverd voor de behoefte van de minderjarige en dat de vader's bijdrage in de behoefte van de minderjarige redelijkerwijs op € 133 per maand kon worden vastgesteld. Het hof volgde de vader in zijn verzoek om de ingangsdatum van de alimentatie te bepalen op 9 februari 2007, de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift van de moeder.

De beslissing van het hof vernietigde de eerdere beschikking voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en bepaalde de kinderalimentatie met ingang van 9 februari 2007 op € 133 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. De verzoeken van de vader om jaarlijkse opgave van het woonadres van de moeder en de minderjarige werden afgewezen, omdat deze verzoeken geen onderdeel van het appel waren. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 15 oktober 2008
Zaaknummer : 105.012.734/01
Rekestnummer : 305-H-08
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-1190
[De vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.H.J. Toxopeus,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats in het buitenland],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. H.H.M. de Vries-Veringa.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 26 februari 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 27 november 2007.
De moeder heeft op 23 april 2008 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 22 mei 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 16 juni 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 6 augustus 2008 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: partijen, bijgestaan door hun advocaten. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de vader onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is onder meer bepaald dat de vader met ingang van 4 januari 2006 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de hierna te noemen minderjarige van € 300 per maand, vanaf de datum van de beschikking, bij vooruitbetaling dient te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige [naam minderjarige], geboren te [woonplaats] [in] 2006.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, te bepalen dat hij geen draagkracht(ruimte) heeft om de door de moeder verzochte kinderalimentatie te voldoen, althans de kinderalimentatie vast te stellen op een zodanig lager bedrag dan door de moeder verzocht als het hof vermeent te behoren, zulks met ingang van 9 februari 2007. De moeder bestrijdt zijn beroep.
3. De vader heeft zes grieven tegen de bestreden beschikking aangevoerd.
4. In zijn eerste grief stelt de vader dat de rechtbank geen acht heeft geslagen op zijn faxbericht van 10 september 2007 met bijlagen. Het hof is van oordeel, zo er al sprake is geweest van een omissie in eerste aanleg, dat deze in hoger beroep is hersteld, nu voornoemd faxbericht onderdeel uitmaakt van het dossier en derhalve bij het oordeel van het hof wordt betrokken.
BEHOEFTE
5. Blijkens de inhoud van zijn tweede grief verzet de vader zich tegen de wijze waarop de rechtbank de behoefte van de minderjarige alsmede zijn aandeel in de bijdrage ten behoeve van de minderjarige heeft bepaald. De vader voert daartoe aan dat, indien de rechtbank overweegt dat er in casu niet werkelijk sprake is (geweest) van het door partijen in gezinsverband geleefd hebben, dan ook niet kan worden uitgegaan van de fictieve situatie waarin wel sprake is geweest van gezinsverband met onder meer de minderjarige. De moeder heeft de stelling van de vader gemotiveerd betwist.
6. Het hof is van oordeel dat bij de bepaling van de behoefte van de minderjarige in beginsel in gelijke mate rekening dient te worden gehouden met de feitelijke situatie van elk van beide partijen, nu beide ouders onderhoudsplichtig zijn.
7. Ter zitting van het hof is vast komen te staan dat de moeder na de datum van de bestreden beschikking met de minderjarige naar [het buitenland] is vertrokken en daar ook woont. De moeder heeft geen inzage gegeven in haar maandelijkse inkomsten en uitgaven, zodat haar financiële situatie onduidelijk blijft. Weliswaar heeft de moeder gesteld dat zij geen inkomen heeft, dat zij bij familie is ondergebracht, door familie wordt onderhouden en dat zij voor het overige leeft van de kinderbijdrage die de rechtbank heeft vastgesteld, doch de moeder heeft die stelling niet met bewijsstukken gestaafd, noch aannemelijk gemaakt. Bovendien heeft de moeder de behoefte van de minderjarige op geen enkele wijze onderbouwd. Zulks had naar het oordeel van het hof, gelet op het feit dat de vader de behoefte van de minderjarige aan de door de rechtbank vastgestelde bijdrage, mede gelet op de levensstandaard in [het buitenland], heeft betwist, wel van haar mogen worden verwacht. Het hof weegt mee dat de vader ter zitting van het hof onweersproken heeft gesteld dat een leraar in [het buitenland] kan rondkomen van een salaris van € 200,- à € 300,- per maand. Gelet hierop passeert het hof de stelling van de moeder dat de levensstandaard in [het buitenland] ongeveer even hoog is als in Nederland.
8. Nu de moeder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het aandeel van de vader in de behoefte van de minderjarige overeenstemt met de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 300,- per maand, acht het hof het in de omstandigheden van dit geval – gelet op het hiervoor overwogene - redelijk om aansluiting te zoeken bij het bedrag dat ten minste betaald moet worden om fiscale aftrek te genieten, zodat het hof het aandeel van de vader in de behoefte van de minderjarige in alle redelijkheid zal bepalen op € 133,- per maand. Uit de door de vader bij zijn beroepschrift als produktie j overgelegde draagkrachtberekening blijkt dat de vader een dergelijke bijdrage kan voldoen. Gelet hierop behoeven de grieven twee tot en met vijf van de vader, die zien op zijn draagkracht, geen bespreking meer en zal het hof de door de vader te betalen bijdrage ten behoeve van de minderjarige op € 133,- per maand bepalen.
INGANGSDATUM
9. Met zijn zesde grief verzet de vader zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de ingangsdatum van de door hem aan de moeder te betalen bijdrage ten behoeve van de minderjarige [in] 2006 is bepaald. Hij acht het redelijk om 9 februari 2007 als ingangsdatum van de door hem te betalen bijdrage in aanmerking te nemen, zijnde de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift van de moeder. De moeder heeft de stelling van de vader gemotiveerd betwist.
10. Het hof acht het redelijk om als ingangsdatum van de door de vader aan de moeder ten behoeve van de minderjarige te betalen bijdrage overeenkomstig het verzoek van de vader 9 februari 2007 in aanmerking te nemen. Nog afgezien van de vraag of de moeder de vader, zoals zij stelt, destijds van haar zwangerschap op de hoogte heeft gesteld en gehouden, en zij de vader tevens op de hoogte heeft gesteld van de geboorte van de minderjarige, is pas uit het rapport van Sanquin Diagnostiek [in] 2007 komen vast te staan dat de vader daadwerkelijk de biologische vader van de minderjarige is. Gelet hierop acht het hof het redelijk om de vader in zijn verzoek te volgen.
11. Uit het vorenstaande volgt dat het hof de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarige met ingang van 9 februari 2007 op € 133,- per maand zal bepalen en dat de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, moet worden vernietigd.
12. Aan de verzoeken van de vader, om jaarlijks in oktober een actuele opgave te ontvangen van het woon- of verblijfadres van de moeder en de minderjarige, alsmede om vast te stellen dat hij de bijdrage ten behoeve van de minderjarige op een Nederlandse bankrekening over dient te maken gaat het hof voorbij, nu deze verzoeken geen onderdeel van het appel zijn.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 9 februari 2007 op € 133,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Savelbergh en Labohm, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2008.